Luc Sala: De digitale openbare weg

Kleinschaligheid: electronische werkelijkheid dichter bij

huis Zonder nu direct de Schumacher-kreet `Small is beautiful' te onderschrijven valt me de laatste tijd op dat het denken over de informatica en de communicatie vooral naar meer en groter tendeert. Meer TV-kanalen, meer datacommunicatie en wie een beetje mee wil praten roept al snel meer bandbreedte. Of meer gegevens ook meer informatie oplevert blijft de vraag, maar in de nota's over deze materie heeft men het al gauw over een soort oorlog, een strijd om wie het snelst het grootst kan worden, en dat we vooral niet mogen achterblijven. Bij wie is de vraag, Amerika is bang voor ons en voor Japan, wij voor Amerika en Japan, de economische oorlog anno 1995 is net als de koude oorlog dertig jaar geleden vooral een kwestie van image en propaganda. De favoriete metafoor is die van de electronische snelweg, maar daarmee gaat men voorbij aan de arme gebruikers die nog niet eens het zandpad van het Internet hebben ontdekt. Het denken over grootschalige projecten en draagvlakken voor massa-media van de toekomst moet volgens mij beginnen bij die eerste stap naar de cyberspace, bij de stap vanuit je huis- of werkkamer de digitale openbare weg op.

Te veel en te groots

Die digitale openbare weg is voorlopig niet veel meer dan een soort zandpaadje, een Girotel of Internet verbinding is nog maar een heel magere vorm van dataverkeer. Bij het Internet mag je zelfs bij een 28k8 modem al blij zijn met een effectieve overdracht van een paar KB per seconde, voor grote files is het medium nauwelijks geschikt. Maar zo zijn de wegen ook ontstaan, eerst zandpaadjes, toen voorzichtig wat bestrating, toen asfalt, dubbele rijbanen en nu dan op de drukke trajecten highways. Het is helemaal niet zo zinnig om nu dan maar te beginnen met de aanleg van de snelwegen, terwijl eigenlijk niet bekend is wat daar overheen moet gaan en waar naartoe. Want net zoals men met het real-time full-duplex (tweeweg) ISDN-netwerk eigenlijk de plank falikant missloeg en er nauwelijks gebruikers voor zijn te vinden, zou het goed kunnen dat men nu een snelweg bouwt, die niet gebruikt gaat of kan worden. Wanneer de datastromen een andere vorm krijgen (bijvoorbeeld pakketgeschakeld ipv circuit-geschakeld), wanneer bijvoorbeeld het thuis werken een andere kant opgaat, wanneer we bijvoorbeeld optische opslagmedia krijgen met een nog veel grotere capaciteit zodat je bijvoorbeeld met data-repositories kunt gaan werken in plaats van complete films te gaan versturen, dan zou die investering in de digitale backbones wel eens erg onrendabel kunnen worden. De techniek verandert snel, het gebruik verandert, als iemand in 1950 snelwegen dacht te kunnen ontwerpen voor 1995 zou hij er op een aantal punten fors naast hebben gezeten. Zonder de oliecrisis zouden we nu misschien veel grotere en veel snellere auto's hebben, wie had verwacht dat vliegvelden ook zoveel autoverkeer zouden aantrekken, dat landschapsschoon stelselmatig achter geluidsmuren wordt weggestopt, etc. Dat hele gedoe met die digitale snelweg is eigenlijk het wel erg arrogant en dwingend opleggen van een infrastructuur waar we misschien helemala geen behoefte aan hebben. Nu mag men plannen wat men wil en een beetje meer `dark fiber' glasvezelkabel in de grond is ook geen ramp, maar de ellende is dat we ook een heel menu aan zogenaamd noodzakelijke nieuwe diensten en media krijgen toegediend, waar eigenlijk iemand om gevraagd heeft.

Wat wil de burger eigenlijk

De burger, en dat is nog wat anders dan de klant van het kabelsysteem of de telefoondienst want dan zit je al weer in de categorie mensen die het kunnen betalen, vraagt natuurlijk maar zelden om nieuwe produkten. Men heeft wel problemen, die men onderkend, een geneesmiddel tegen AIDS is heel welkom, veiliger auto's en snellere modems, maar hoe kan de burger iets zeggen over interactieve diensten, een tweede telefoonnet of dat hij zit te wachten op een virtueel caf‚? Wat je niet kent daar kun je niet om vragen, zegt de industrie vaak en biedt aan wat men kan maken, want dat hebben ze tenslotte. Het bedrijfsleven heeft bepaalde produkten, wil ook wel ontwikkelen waar men een markt voor verwacht, maar probeert daarbij zo min mogelijk risico te lopen. Meestal borduurt men voort op wat er al is, probeert al te grote sprongen te vermijden en houdt ook rekening met het bestaande distributiekanaal, toeleveranciers, octrooipositie en meer van die dingen. Philips kan misschien het grootste deel van haar apparaten ook via telemarketing direct verkopen, maar doet dat niet vanwege haar hele dealerkanaal. De industrie is betrekkelijk conservatief wat nieuwe produkten en diensten betreft, haar taak is ook niet de wereld te verbeteren, maar slechts het geld verdienen voor de aandeelhouders. En dat je bij grotere omzet goedkoper kunt produceren, dat gelijkvormigheid makkelijker is dan verbijzondering, ja dat is jammer voor de consument met zijn speciale wensen, de economie regeert.

Echte vraag?

Een pondje geluk, een kilo tevredenheid of een video met een gelukkige relatie, dat is niet te koop, hoogstens kan men produkten maken die dat soort dingen een beetje bevorderen. En als dat ook maar een beetje werkt, men door een video, CD, nieuwe auto, of door een snellere computer het gevoel krijgt weer wat `beter' te zijn, dan lukt het allemaal wel. Vaak komt dan ook de kreet `comfort' naar voren, en onder het mom van comfort bestellen we dan allerlei zaken telefonisch of electronisch, moeten op de meest ongelukkige momenten thuiszijn voor de aflevering en dan weer op de hometrainer omdat we te weinig bewegen. Wat dat betreft worden er wel meer denkfouten gemaakt of meent men dat een deeloplossing ook goed is voor het grotere geheel. Zo praat men eindeloos positief over telewerken, maar of daar sociaal-psychologisch geen problemen uit voortkomen, onaangepaste kinderen of relatiespanningen die weer tot scheidingen leiden, rugklachten of wat dan ook, daar hoor je niemand over. Besparingen op reiskosten, maar dat 's morgens en 's avonds een half uurtje in de trein heel inspirerend kan zijn, hoe stop je dat in het sommetje.

Meer van hetzelfde

Vele van de nieuwe media bouwen gewoon voort op wat we al hebben, een kabelnet met 100 kanalen is tenslotte niet zo veel anders dan ‚‚n met 25 kanalen. En omdat je nu toch vaak niet tevreden bent met wat er is, is wat meer keus welkom. Dat is zo'n beetje de achtergrond van de gedachte, dat we wel naar iets van 500 kanalen door kunnen groeien. De vraag is echter hoe welkom, is men bereid voor 100 kanalen ipv. 25 het dubbele te betalen, of maar 30% meer. Kun je dat geleidelijk aan uitbouwen of loopt de helft van de abonnee's weg als je in ‚‚n klap de prijs verdubbelt. Dat soort dingen is niet goed bekend, de prijselasticiteit van de vraag naar media is in het totaal van alle media samen niet zo groot, men besteedt al tientallen jaren iets van 3% aan media en als men meer TV koopt betekent dat dus minder kranten. Wat dat betreft is de hoop, dat men grof geld gaat verdienen aan pay-per-view of betaalkanalen misschien wel te optimistisch, iets als Filmnet is geen groot succes geworden. Met veel meer concurrentie voor dat soort speciale diensten wordt het een probleem om de noodzakelijke schaalgrootte te bereiken om zoiets rendabel te maken. De industrie mompelt dan iets over universele decoderdoosjes, waardoor de kosten omlaag kunnen, maar of het lukt om de videotheken op termijn helemaal te vervangen door electronische aflevering is maar de vraag. De verdere diensten, die men kan bedenken voor de electronische snelweg zijn qua gebruikersvraag nog minder duidelijk. In het verleden hebben vrijwel alle grote electronische databank-systemen het als publieksmedium niet gehaald. Viditel, Videotex, het toch echt niet zo succesvolle Franse Miditel wordt als topper vaak genoemd, maar moest het ook van de sexbeluste sensatiezoekers hebben. Internet is de nieuwe afgod op dit gebied, men goochelt met aantallen, maar ondertussen is het verval toch wel een beetje te merken. Na de hype de kritiek; het world-wide web is niet meer dan een bibliotheek zonder catalogus en wat moet je met al die gegevens. E-mail blijft als nieuw medium wel overeind, maar dat web-surfen blijkt toch meer een hobby dan een noodzaak. Als de Digitale Stad door een iets verzwaarde stad de helft van haar bezoekers verliest geeft je dat toch te denken. Voor e-mail kun je toe met een 1200 baud modem en met wat er nu aan glasvezel al onder de oceaan ligt kunnen we daar nog wel 100 miljoen extra e-mailers mee van dienst zijn. Daarvoor heb je die interactieve snelweg niet nodig en voor meer TV-kanalen voldoet de coax ook prima. Wat bezielt dan in hemelsnaam de overheid en al die bedrijven om maar als gekken te gaan investeren in die nieuwe technologie. Men betaalt miljarden voor kabelnetten, gooit het hele anti-monopolie uitgangspunt voor wat betreft die snelweg overboord en gelooft stellig dat we er allemaal erg gelukkig door gaan worden. En als we dat niet worden, dan krijgen we toch de hele hap door de strot geduwd, hoe durven we als consumenten zo ondankbaar te zijn? Ze hebben het toch allemaal voor ons bedacht, we krijgen toch meer informatie (zeggen ze), meer genot, meer comfort en meer waar voor ons geld?

Ondankbaar

Ik ben persoonlijk niet zo dankbaar met al die digitale onzin, als we nog massale en op zich onzinnige referenda nodig hebben om te communiceren met onze politieke vertegenwoordigers, zou het dan met interactieve TV, e-mail en electronische democratie wel beter gaan? Dat geloof ik niet, maar aan de andere kant, ik kan het ook allemaal niet tegenhouden - ik heb m'n best gedaan in Amsterdam maar toch verloren - en laten we dan nu maar zien de schade beperkt te houden. Dat kan, als we op een goede manier kijken naar wat er allemaal in het vat zit en daar een beetje voorzichtig mee om gaan. Er zit nog een hele schat in de grond (of in de lucht) in de vorm van kabels of andere verbindingen, daar kunnen we ook nuttige dingen mee doen. Nu kan ik moeilijk over nuttig praten als ik net zulke kritische geluiden laat horen over kabeldiensten, Internet en 500 kanalen TV. Maar misschien, als we de burgers wat meer aan het woord laten, wat voorzichtig experimenteren, hier en daar wat durven en elders resoluut nee zeggen tegen al te massale eenheidsworsten, misschien kunnen we dan toch wat echte vooruitgang scoren. Betere menselijke contacten, wat meer eerbied voor het milieu, besparen op onzinnig vervoer, wat meer contact tussen bestuurders en bestuurden, wat meer rechtszekerheid, nieuwe vormen van expressie, dat zit er ook allemaal in. Maar dan wel op een andere manier dan het van boven af opgedrongen pulp-dieet van de nieuwe media-conglomeraten. We moeten kleinschalig en zoekend naar een menselijke maat in de hele computer-mens en uiteindelijk mens-tot-mens communicatie aan de gang. We zullen de digitale weg zelf moeten ontdekken, stapje voor stapje verder van huis, als kinderen in een nieuwe en verrassende cyberwereld, maar zonder dat we direct worden overreden door grote media-vrachtwagens of conglomeraten die ons meteen maar in de formule-1 willen laten stappen.

Openbare weg

Het idee van de digitale openbare weg is voortgekomen uit de discussies in Amsterdam over de kabel daar. Ook daar had men het over de opritten naar de digitale snelweg en gezien de grote bedragen (500.000 aansluitingen en een opbrengst van 693 miljoen) praatte iedereen gelijk in superlatieven, maar de realiteit is natuurlijk niet zo indrukwekkend. Het kabelnet wat upgraden naar meer TV-kanalen, voorzichtig wat Internet en pay- per view, voorlopig is de gebruiker nog helemaal niet toe aan veel meer. Dat kan hij/zij niet aan, niet betalen en niet verwerken. Pim Conradi bracht de hele discussie in een veel handzamer perspectief door het beeld van de `digitale openbare weg'. Dat is begrijpelijker en er wordt duidelijk, dat je voor die digitale openbare weg ook regels moet maken, dat wie zich daarop bevindt bepaalde rechten en plichten heeft en dat die voor iedereen moeten gelden.

Netiquette of een E-postwet.

Het klinkt natuurlijk leuk, gedragsregels voor e-mail, maar het gaat eigenlijk om veel fundamenteler zaken dan het wat kinderachtige gedoe op het Internet met kill-files en flaming-wars. net zoals op de openbare weg zijn er een aantal zaken, die arbitrair geregeld moeten worden. Je kunt links of rechts van de weg rijden, maak je daar geen regels voor dan wordt het een zootje. Ook in de cyberspace moeten er regels gelden, moeten er misschien zelfs wetten komen en dus ook wetshandhavers. Voorlopig zien we daar wat knullige pogingen toe, zoals de electronische censuur van senator James Exon die natuurlijk veel te ver gaat en heel fundamentele vrijheden in een haal ook maar even onderuit haalt. Maar dat wordt wel bijgestuurd, wettenmakers kunnen niet voorbijgaan aan wat er leeft en of iets wel uitvoerbaar en controleerbaar is. Anders krijg je holle en loze wetten, dat is ook weer niet goed. Langzamerhand zullen er wel wetten komen, al was het maar om bepaalde uitwassen te bestrijden, om misbruik en fraude tegen te gaan en om bijvoorbeeld dominantie of hegemonie op bepaalde markten was in te dammen. Want dat is een van de gevaren die iedereen wel ziet, maar waar de wetgevers nog niet echt willen optreden. Er is het duidelijke gevaar van nieuwe monopolies of oligopolies, waarbij een of maar een paar bedrijven het voor het zeggen hebben. Op mediagebied is dat heel gevaarlijk, als je zowel op de buis, als op het Internet als op papier alleen maar de Telegraaf kunt lezen/zien, dan krijg je een eenzijdig dieet en dreigt het gevaar van manipulatie.

Digitale burggerrechten

De digitale burgerbeweging is bezig om een soort basisrechten op digitaal gebied voor iedereen te formuleren. Dat moeten een soort burgerrechten voor communicatie, privacy en toegang tot bepaalde diensten worden, waar iedereen een beroep op kan doen. het gaat niet alleen om digitale communicatie, dat iedereen toch tenminste recht heeft op telefoon past ook in die gedachtengang. Het zit er in, dat een bepaald niveau van toegang op den duur een soort nutsvoorziening gaat worden. Voorlopig zijn we nog lang niet zo ver, dat je iedereen zomaar een PC met Internet of zo zou moeten geven, maar je kunt wel denken over een soort toegang via publieke terminals of e- loketten, waar iedereen mee kan deelnemen aan de basisvoorzieningen. Die hebben te maken met geld, electronisch betalen, maar ook met communicatie met de overheid, de electronische democratie zoals die langzaam in beeld komt, en natuurlijk de privacy. Iedereen zou moeten kunnen nagaan, wat er over hem/haar in allerlei databanken staat. Het voor iedereen toegankelijk maken van dit soort voorzieningen is niet alleen leuk en een leuk opstapje of training voor verdere commerci‰le diensten, het is essentieel willen we voorkomen dat er grote groepen burgers achterblijven. Het gevaar van een stratificatie van de samenleving, een opdeling in groepen die wel of niet toegang hebben tot computers, netwerken etc. is levensgroot. Als er een zogenaamde onderklasse zou ontstaan, die geen aansluiting vindt bij wat we de moderne technologie noemen, gaat dat op den duur tot onrust leiden. In de sociaal-democratie zoals we die in Nederland kennen is dat onacceptabel. Die digitale burggerrechten staan nog niet vast, er hangt ook een prijskaartje aan, maar er wordt druk over gesproken, onder meer in de DB.NL discussiegroepen. Men probeert ook de politici te overtuigen dat daar aan gedacht moet worden. Er is een beetje de neiging om alles maar aan het bedrijfsleven en instituties als de PTT/KPN over te laten, maar is dat wel verstandig.

Luc Sala


sept '95