TIBET: Dalai Lama

Onze medewerkster Martine Tango woonde een jaar lang bij de Tibetaanse ballingen in India, Nepal en Ladakh. Tegenover Luc Sala's artikel over Tibet in een vorig nummer van EGO 2000 stelt zij nu haar ervaringen met de Dalai-Lama en de mensen in Dharamsala.

Is het realistisch om na 33 jaar nog op een wonder te hopen? De Tibetaanse mannen en vrouwen, die verspreid over India, Nepal, Bhutan en Sikkim in ballingschap en meestal onder armoedige en trieste omstandigheden leven, houden die hoop wel in stand. Ze hebben hun geloof, rituelen en zo veel mogelijk hun levensstijl bewaard, en houden die - soms wat krampachtig - in stand. De droom van een vrij Tibet houdt hen (nog) bij elkaar, maar ik twijfel aan de levensvatbaarheid van hun cultuur onder deze omstandigheden.

Wanneer ik over mijn leven bij en met die ballingen schrijf, hoef ik het niet te hebben over de armoede, de gebrekkige behuizing, over de eentonige tsampa en chai die ik met hen deelde; dat werd immers op den duur net zo gewoon als het fast food en mijn keurige appartement hier. De echte boodschap die ik na een jaar mee terug nam, lag op een ander vlak. De Dalai-Lama was daarin mijn voorbeeld. Voor hem zijn de menselijke kwaliteiten om gelukkig te zijn heel eenvoudig: eerlijkheid, oprechtheid, onbaatzuchtigheid, het hebben van compassie en respect voor anderen. Juist deze man, waarvan ik zo lang gedroomd had om hem te kunnen ontmoeten, voor wie ik een jaar lang Tibetaans heb gestudeerd en die ik ten onrechte bijna zag als een God, gaf me een belangrijke les in nederigheid en tolerantie. Voor mij werd hij menselijk, ik kon met hem praten, thee met hem drinken, hem aanraken en hem gewoon groeten wanneer ik hem in het dorp tegenkwam. Voor de meeste van zijn Tibetaanse volgelingen was dat onmogelijk, ze zagen hem als te hoog, te heilig, als een God die wel tót hen, maar niet mét hen kon praten. Niet dat hij dat isolement echt wilde, ik zag hem soms als een gevangene in zijn kooi van eerbiedwaardigheid.

Dharamsala

De meeste van de Tibetaanse ballingen zijn gegroepeerd rond de Dalai-Lama in een verscholen dorpje aan de (voor hen) andere kant van de Himalaya. Anderen zijn verspreid over verschillende Indiase provincies. De bergen zijn hetzelfde, maar het klimaat is er ongunstiger, veel warmer en vochtiger aan de `regen'-kant van de immense bergketen.

De ballingen, die daar vanaf 1959 hebben gevestigd, hebben hun cultuur, hun tradities en hun religie met zich mee genomen. Zij hebben hun belangrijkste kloosters herbouwd en hun huizen worden omringd door gebedsvlaggetjes en zijn geschilderd in de vijf symbolische kleuren. Binnenshuis zijn offers opgestapeld op een altaar, onder de foto van Zijne Heiligheid de Dalai-Lama.

De ballingen proberen alles te bewaren wat hen nog aan Tibet bindt; met name hun religie die de basis vormt van hun cultuur. Het is echter wel zo dat de `religie in ballingschap' is veranderd; het heeft aan humaniteit gewonnen wat het aan luxe is kwijtgeraakt en de eenvoudige persoonlijkheid van de Dalai-Lama heeft de 'cult' veranderd waar hij in eerste instantie het object van was.

In Tibet leefde de Dalai-Lama in een ongelofelijke luxe en werd hij vereerd als een levende God. Zo is het nu niet meer en ook de Dalai-Lama erkent de fouten van het verleden.

Hij is een erg hartelijke en culturele man met wie ik gedurende een jaar vele uren heb doorgebracht. Een erg oprechte man ook, die ronduit uitkomt voor zijn ideeën over wetenschap en moderne technologieën. Een heldere man, die, zelfs al buigt hij niet voor de gedachten van de Chinezen, weet dat zijn functie meer en meer een spirituele zal worden. Zijn belangrijkste verantwoordelijkheid is nu het bewaren van de Dharma, de boeddhistische manier van leven.

Dode cultuur?

Na al die maanden die ik doorbracht met Tibetaanse mensen op verschillende plaatsen in India en Nepal, bleef ik zitten met de volgende vragen:

Hoe kan een cultuur die is afgesneden van zijn bronnen blijven bestaan?

Hoe kan een volk zich aanpassen aan een andere beschaving zonder de fundamenten van zijn bestaan te verliezen?

Dergelijke vragen kun je niet algemeen, maar slechts persoonlijk beantwoorden. Na het bijwonen van vele dans-, zang- en muziekvoorstellingen, genoemd Dhammaparty, kwam ik tot een melancholische constatering.

Ik denk dat wanneer een volk wordt gereduceerd tot een instelling die oude tradities in stand moet houden de oorspronkelijke folklore al dood is. Wanneer dit volk een soort museum moet vormen om zijn oude muziek en dansen te bewaren, wil dat zeggen dat de oorsprong, de vonk van deze kunst is gedoofd.

De weerstand tegen de Chinezen

Wat gebeurt er met de opstand tegen China? Er zijn veranderingen aan de gang in China, maar dat land ziet Tibet nog steeds onlosmakelijk verbonden en geeft een ruimte voor welke vrijheidsgedachte dan ook.

Onder de jonge Tibetanen variëren de reacties enorm. Sommigen zouden het liefst een militaire training ondergaan, sommigen voelen meer voor een revolutionaire guerrilla terwijl anderen absoluut pessimistisch zijn en geen enkele oplossing zien, behalve hun huidige leven te accepteren zoals het is.

Voor de meeste jongeren die in India geboren zijn is Tibet, zelfs al liggen hun wortels daar, een mythisch land en het is moeilijk voor hen om zich met de problematiek te identificeren. Aan de andere kant zijn er de oudere Tibetanen die tegen de Chinezen hebben gevochten en moesten vluchten, die het gevoel hebben dat ze een strijd, maar niet de oorlog hebben verloren.

Wat ik bij hen voelde was dat zij er de voorkeur aan gaven als vrije mensen in een ander land te leven dan als gevangenen in hun eigen land. Vanuit ons westerse standpunt kan deze behoefte aan pseudo-vrijheid absurd lijken als we weten dat Tibetanen die in ballingschap leven het niet beter of slechter hebben dan de Tibetanen (óf de Chinezen) in Tibet. Maar het is niet aan ons om te oordelen over een situatie die, tot nu toe, om politieke of economische redenen, niemand kon of wilde veranderen.

Ik ben erg onder de indruk geraakt van de ongelofelijke hoop van deze mensen en door het enorme geduld dat ze tonen op een onwaarschijnlijke en hypothetische come-back naar hun land. Ik bewonder de vasthoudendheid waarmee deze mensen vechten voor hun ideologie en hun vrijheid, zelfs al is dit vechten tegen de bierkaai.

Het is waar dat ik meeleef met hun zaak omdat hun strijd me gerechtigd en legitiem lijkt. Van dit standpunt uit gezien is het een handvol arme mensen die hun doel opgaven onder het onverschillige oog van de andere naties en volken.

Niemand is nog geïnteresseerd in Tibet en nog minder in de Tibetaanse vluchtelingen die over de wereld verspreid worden. Het feit dat de Nobelprijs in 1989 aan de Dalai-Lama werd uitgereikt heeft de publieke opinie enigszins wakkergeschud, maar die lijkt nu alweer in slaap.

Tegenover zoveel ongerechtigheid is het misschien beter het laatste woord aan Boeddha te geven:

Alles is vergankelijk en altijd aan verandering onderhevig, geluk bestaat niet zonder lijden en niets en niemand, jij niet en ik niet, zijn in werkelijkheid wat we denken te zijn.


Terug naar de EGO 2000 index.