9 maart, L Sala

Informatie Filosofie en de toekomst in ons

Dit essay is een poging om een aantal vraagstukken in ons cyber-age tijdsgewricht te verbinden met de dieptepsychologische vraagstukken over moraal, tijd en toekomst. Een waardering voor de dimensie informatie leidt tot een filosofisch bouwwerk  met informatie als basis voor zijn en worden, maar hangt ook samen met het inzicht, dat  informatie over de toekomst net zo essentieel is voor onze “realiteit”en de evolutie van het bewustzijn als wat het heden en het verleden daaraan bijdragen.

 

Door het erkennen van de fundamentele rol van de  dimensie (bij gebrek aan een beter begrip) informatie, die veel verder gaat dan wat de moderne fysica ziet als de rol van de beschouwer, vraagt deze hypothese om een fundamentele paradigma-verschuiving. De toekomst speelt in deze visie namelijk een rol in het heden, de pijl van de tijd gaat twee kanten uit. Dat heeft implicaties voor de fysica, maar ook voor de biologie in de zin van een andere evolutiemodel, en voor de psychologie, want dat zou betekenen, dat ook wij, op enig niveau, de toekomst of tenminste een toekomst, kunnen kennen. In feite zijn de implicaties van deze hypothese zo veelomvattend, dat ik durf te spreken van een filosofisch model.  Dat zal ik in het navolgende niet op een wetenschappelijke wijze poneren, want de zin van traditionele wetenschap, bronreferenties en zelfs de logica vallen weg als we de mogelijkheid serieus nemen, dat alles niet alleen een functie is van het verleden en het infenitesemale heden, maar van de toekomst.  In dit essay worden daarom de omtrekken van zo’n informatie filosofie en de implicaties ervan voor de samenleving en de wetenschap in een meer literaire en persoonlijke stijl geschilderd en met elkaar verbonden,  zonder de pretentie van een wetenschappelijke verantwoording. Dat is onnodig vanwege het inzicht dat informatie een andere dimensie is dan de causale tijd-ruimte waar de klassieke wetenschap zich mee bezighoudt. Informatie zoekt z’n eigen weg, gaat niet verloren en manifesteert zich als buitentijds en teleologisch (doelbepaald) verschijnsel.

De hypothese van de informatie filosofie erkent de centrale rol van het begrip informatie, dat in een brede interpretatie grenst aan (negatieve) entropie, bewustzijn, liefde, isness en de Oosterse begrippen Tao en Chi.  Informatie is een basis, die samenhangt met bewustzijn (op een meer essentieel niveau dan het menselijke en beperkte bewustzijn) en dus met het zijn, de tijdruimte werkelijkheid bestaat slechts dankzij informatie. Di impliceert dat alles wat bestaat bewust is, op het niveau van de quantum-verschijnselen op een andere manier, een ander niveau, dan zoals de mens bewustzijn ervaart, maar de beschouwer “observer” die in de moderne fysica noodzakelijk is om van waarschijnlijkheid tot meetbare manifestatie te komen, is dus altijd en overal als informatie aanwezig. Een alomtegenwoordige dimensie, veld of manifestatiekracht, een helder woord is eigenlijk niet te vinden, kan natuurlijk licht als een metafysische entiteit gezien worden, en dan (pan)theïstische trekjes krijgen, in die zin zie ik de omtrek van een infotheïsme als nieuwe religieuze stroming. “Information wants to be free” is al bijna een religieuze kreet, een credo voor de cybergelovigen en de cyberpaganisten. Ik persoonlijk zie liever informatie in de hierboven bedoelde brede interpretatie als een oerbeginsel, dat de bestaande religies en de filosofie op verschillende manieren hebben begrepen en ingebed, in hun waarheid die altijd een “gekleurd” deel is van de totale waarheid, die we niet en nooit zullen kennen, in onze menselijke en tijdelijke beperking.

Misschien is het gepast hier kort mijn religieuze visie uiteen te zetten, dat kan de lezer helpen de context  het geheel te plaatsen. Ik geloof, dat het doel van mijn leven is om “te leven in de schaduw van God’s liefde”, waarbij de kenbare en voelbare realiteit die schaduw is, het geschapene is een manier om de waarheid, dat alles liefde is, te manifesteren als een les of spel. Wij zijn deel van dat spel, maar ook het spel zelf, het Goddelijke is in ons en met ons, leven is de brug en de scheiding tussen waarheid en liefde, informatie de geest, die alles doordringt.

A bit is only information if it bytes

Claude Shannon’s erg beperkte visie op informatie, in grote lijnen zag hij informatie als een technisch fenomeen, met een zender, transmissie en een ontvanger, was uni-directioneel. Informatie gaat altijd een kant uit, de reactie van de ontvanger is volgtijdelijk en is een nieuwe informatiestroom. Wat hij wel zag is dat als er aan de kant van de ontvanger niets gebeurd, er geen sprake is van informatie, maar van een datastroom die neerkomt op ruis. Ik heb dat in computertermen al in de tachtiger jaren tot mijn lijfspreuk  ”A bit is only information if it bytes” gemaakt en steeds gewezen op de verwarring tussen gegevens (data) en informatie. Al Gore’sinformation highway” was niet meer dan een ultrasnel datanetwerk, het worldwide web niet meer dan een databerg, waar soms en steeds moeilijker “ïnformatie” uit te halen valt. Die denkfout, dat meer data meer informatie zou inhouden en dat data-push voldoende was, werd de oorzaak van het klappen van de  eerste internet-bubble in 2001-2002, maar zag ik vanaf 1993, toen internet echt van start ging, aankomen. Men vergat dat informatie moest “bijten”, de mens als ontvanger was uit beeld geraakt, pas in web 2.0 ging men weer klantgericht denken, informatie-pull kwam meer in beeld en nog een stap verder zien we nu informatie als sociaal fenomeen en is crowd-sourcing ofwel gebruik maken van kennis en gevoelens van alle deelnemers en stakeholders deel van de cyberspace economie aan het worden.

Nog steeds is ons denken over informatie evenwel beperkt tot unidirectionele uitwisseling, informatie zien als veld, als bi- of zelfs omnidirectioneel fenomeen past niet in de beperkte causale en materialistische visie van de huidige wetenschap. Effecten, die te maken hebben met die andere informatie-eigenschappen, die de lineaire tijd en driedimensionale ruimte overstijgen laten we over aan de kerken, psychologen zoals Jung (synchroniciteit), de massamedia en die enkeling, die magisch denkt. Dat het magische denken, dat het tasbare en het ontastbare, het ideele en het reeele, het meetbare en het denkbeeldige, het virtuele en het metafysische omvat, dat is ketterij in de kerk van het materialisme en het causale en instrumentale denken. In mijn visie is het fysieke en de fysica slechts een kleine subset van het magische, en is de informatica in brede zin het studieonderwerp en het werktuig van de magier, of die zich nu heilgenezer,kok, shamaan, kunstenaar of priester noemt.

De vraagstukken van onze tijd kunnen, en dat inzicht wordt langzamerhand breed gedeeld,  niet meer opgelost worden met de middelen en inzichten uit het verleden, we zijn toe aan een herijking van ons wereldbeeld, we kunnen de wake-up call  van vervuiling, globale ecologie, afhankelijkheid van externe invloeden zoals zonneactiviteit, toenemende ontworteling en angst met fundamentalisme en egoisme als gevolg, niet meer negeren.

Ik stel hier dat het informatie-tijdperk vraagt om een filosofische stellingname die recht doet aan de centrale rol van de informatie en informatica. Het is juist  de informatica die ons confronteert met de gevolgen en consequenties van de materialistische en individualistische visie die zeker in het Westen de afgelopen paar eeuwen zo overheersend is geworden. Waar we enerzijds gingen geloven in de maakbaarheid en stuurbaarheid van onze wereld, het woord cybernetica (stuurkunde) en begrippen als cyberage en cyberspace komen voort uit die visie, werken ecologie en de moderne fysica samen om ons te doen beseffen, dat we eigenlijk maar heel weinig besef en invloed hebben op onze wereld, laat staan op wie we zijn en waar we naartoe gaan. De beperkte interpretatie en kennis van de cybernetica en met name de leer van de terugkoppeling heeft, in samenhang of misschien wel  bepalend, onze wereld vorm gegeven, ons rechtssysteem, politieke constructies, medische en psychologische inzichten en onze economie gevormd. We zijn gaan opdelen, specialiseren, separeren, dachten dat meten weten was, en liepen in de val van de terugkoppeling, symptoombestrijding.  Utopie, doelstellende voorwaartskoppeling, normen die uitgingen boven een beperkt contractdenken en quasi-ethische ruilhandel, sociale rechtvaardiging boven een utilitair nuttigheidsprincipe, geloof in een hiernamaals of toekomst, we offerden het op aan een zogenaamde rationele wereldvisie, egocentrisme, eigenbelang en wat in de rechtsfilosofie de “freerider” aanpak heet,legitieme en illegitieme zakkenvullerij op alle niveau’s. We zijn beland in een enorm “prisoner’s dilemma”, en krijgen als uitkomst de minst optimale beloning, we zitten met de zwarte piet. Meer represssie, meer angstdenken, meer terugkoppeling gaat niet helpen, totdat we inzien dat we oplopen tegen de factor tijd. Want dat is het probleem van aan de tijd gerelateerde terugkoppeling, als de terugkoppellus te kort is, als er geen tijd is voor demping, bezinning, vertraging, dan slingert een terugkoppelsysteem zich steeds verder op en wordt instabiel. De moderne media, internet, computergestuurd beleggen, het zijn allemaal terugkoppellussen, alles gaat snel en sneller, en loopt steeds vaker uit de hand. Resonantie, in de magie de basiswet , in de psychologie de kern en ook in de fysica het cruciale verschijnsel, is waar het om draait. De regeltechniek en in brede zin de cybernetica biedt daarvoor wel aanzetten, maar zal met name de voorwaartskoppeling (rekening houden met de toekomst) moeten inpassen en daarbij de informatie niet meer zien als een lineair en unidirectioneel gegevens, maar een veel bredere interpretatie ervan moeten gebruiken. De toepassing van zo’n uitgebreide meta-cybernetica mag niet beperkt zijn tot de meetbare, tastbare werkelijkheid, maar zou ook de virtuele en zelfs ongemanifesteerde werkelijkheid in verleden, heden en toekomst moeten omvatten in een veel bredere systeembenadering, waarin alles met alles samenhangt en de informatie, als vijfde dimensie (van misschien nog veel meer) daar de lijm en het scheppende element is.

Metafysica

De hier voorgestelde informatie-filosofie gaat uit van een dimensie en een kwaliteit daarin, informatie, die we niet direct kunnen aanraken, het is niet tastbaar, maar de gevolgen ervan zijn wel tastbaar, meetbaar, werkelijk in empirische zin. De tastbare, materiële realiteit bestaat in deze visie alleen dankzij de informatie. Voorbij de tastbare werkelijkheid gaan is in de moderne fysica heel gewoon, denk maar aan kwantumeffecten en de theorieën rond waarschijnlijkheid, big bang, string/snaar verklaringen van de werkelijkheid, non-locality, allemaal zaken die maar zeer afgeleid meetbare effecten in onze tastbare wereld hebben. De metafysica, het ontastbare, de wereld van Plato’s ideeën, is bij tijden ontkend, verboden en onderdrukt, maar is toch geaccepteerd als een tak van wetenschap. Plato zag lichaam en ziel als tegenstelling, als twee gescheiden en verschillende dimensies en in zijn metafysisch dualisme zag hij de ideeënwereld als de ware werkelijkheid tegenover de wereld van de verschijnselen die daar slechts een afschaduwing van is, schaduwbeelden op de wand van de grot. Zijn idealistisch dualisme heeft grote invloed gehad, is achterhaald door een monistisch materialisme en koud rationalisme, dat echter dringend aanpassing en uitbreiding behoeft.

 

Tijd voor een nieuwe filosofie

Kennis, zoals formules of inzichten in een boek, is geen informatie, pas als het in een of ander proces iets verandert, als er een “kenner” is kunnen we van informatie spreken. Hier even voorbijgaand aan de warmte, die een boek bij verbranding kan opleveren of het gewicht van het papier, dat door de boekenplank “gekend” kan zijn. Kennis is ook tamelijk taalgerelateerd, we hebben begrippen en “memes” (Dawkins) nodig om te communiceren en ook ons denken in abstracte begrippen vraagt taal. In beelden kunnen we iets meer “duiding” kwijt, maar op het diepere niveau, waar wijsheid, mystiek inzicht en intuitie een rol spelen, is de taal eigenlijk onvoldoende.

De hier ontwikkelde filosofie gaat voor een groot deel om dat diepere niveau en daarom is het ook moeilijk om een en andere exact en welgedefinieerd neer te schrijven.

Filosofie en psychologie zijn één

Steeds meer zien we dat filosofie en psychologie of zelfs neurologie bij elkaar komen en dat ook de fysica openingen maakt die tenminste de rol van de observator een plek geven en daarmee ook bewustzijn binnehalen. Ons denken, ons brein, onze geest, er is tenminste een materiële ankering in ons lichaam, ons zijn heeft een basis, in ieder geval ons denken heeft te maken met chemische en elektrische processen in ons lijf, met name in onze hersenen.  Zaken als waarheid, intuitie, de beleving van tijd, schoonheid, verbeelding, de grote levensvragen zijn psychologische fenomenen, die de filosofie hebben gestuurd zo niet veroorzaakt. We mogen toch aannemen dat dieren geen filosofie hebben ontwikkeld, en dat om te begrijpen waarom de mens die behoefte wel had een inzicht in de psychologische verschillen tussen mens en dier van belang is.

Tijd;  time is a mortal thing

Centraal in dit betoog staat de tijd, want denken over de invloed van de toekomst in het heden is denken over het tijdsdomein. In de informatica en de cybernetica speelt tijd een grote rol, in de transmissie van gegevens als tijdsvolgordelijke stapjes in baud of bits per seconde, in de stuurkunde als factor in de terugkoppellussen. Maar wat is tijd, hoe ervaren we tijd?

Sinds Einstein is tijd en ruimte gekoppeld in het tijdruimte continuüm, en is tijd niet absoluut, maar relatief. Voor de fotonen die vanuit de verre ruimte ons met de lichtsnelheid bereiken, is tijd altijd het heden, voor langzame stervelingen is tijd een beperking, maar zijn we gebonden aan het heden, het altijd vervlietende moment. 

In de wetenschap is tijd lange tijd een vrij star gegeven geweest, unidirectioneel, de pijl van de tijd gaat onverstoorbaar een kant uit. Pas als we daar wat anders in gaan denken, een bidirectionele tijd of zelfs een multidimensionele tijd (toekomst, verleden en heden als aparte en orthogonale dimensies), dan ontstaat ruimte voor een andere kosmologisch denken.

Historische positionering

Filosofie kan, zo stelde onder meer Marx, in grote lijnen gerelateerd worden aan beschavingsepisodes, ieder cultuur z’n eigen filosofie en paradigma, de middeleeuwen hun scholastiek, de industriële revolutie de stoommachine, tegenwoordig de computer.

Marx was materialist maar nam afstand van de empiricisten, want hij zag gewaarwording niet als een passief, maar als een actief proces,  dat zich in een Hegeliaans samenspel tussen kenner en gekende zich ontwikkelde, vandaar zijn dialectisch materialisme.  In zijn visie is er een voortdurend proces van wederzijdse aanpassing.  Daarmee zag Marx dus, stelde Bertrand Russell (Gesch. der Westerse filosofie pag 704) als de eerste dat procesmatige, vanuit het activistische standpunt zag hij de beperktheid van het begrip waarheid. Als we dat toepassen op informatie, de onderliggende dimensie van kennis, dan is ook informatie nooit “klaar” maar altijd in beweging, in interactie met de beschouwer of kenner. Daar valt aan toe te voegen, dat dit niet noodzakelijkerwijs een bewust proces hoeft e zijn, we weten dat een menselijk kenner vaak in dromen of op een onbewuste manier deel heeft aan het informatieproces en daar inzichten aan kan ontlenen. Voor niet of laten we zeggen anders bewuste processen, zoals osmose, is het informatie-uitwisselingsproces anders, maar blijft een dialectisch proces.

 

Informatie als dimensie

 

De rol van de tijd is in de filosofie, voorbij het idee dat alles in beweging is van Heraclitus, vooral door Henri Bergson opgepakt. Henri Bergson was voor wat betreft tijd een van de duidelijkste dwarsliggers, die het beperkte van wat hij kloktijd noemde wilde uitbreiden met “beleefde” tijd als duur, als tijdservaring voorbij aan de uren die ongemerkt op de klok voorbij tikken, de kloktijd. In zijn visie telde eigenlijk alleen de bewust beleefde tijd, de kloktijd doorlopen was een soort automatische piloot van het ego, en dat past weer bij wat Gurdieff aanduidde als ons automatische gedrag. Hij verbond de ervaring van tijd als duur met een meer bewuste zijnstoestand, alleen wanneer we de tijd echt beleven is er sprake van echte ervaring. Wanneer we alleen maar in kloktijd leven, zijn we niet meer dan robots of automaten, we doen wat we doen, maar er is geen diepte, ook geen blijvende herinnering. Hij verdeelde de zijnstoestand van de mens dus in bewust (duur) en onbewust (kloktijd).

De beleefde duur van iets kwam van een dieper niveau, was meer waar en hoewel Bergson als filosoof wat uit beeld is geraakt, sluit die notie toch wel erg aan bij de moderne psychologie. In het beeld van een innerlijk kind, dat dichter bij de essentie staat en het masker van de uiterlijke persoonlijkheid past Bergson’s duur bij dat innerlijke kind, dat meer “echt” en waar is. Als we er van uitgaan dat het innerlijke kind met z’n tijdsbeleving de illusie van de tijd meer kan doorgronden en dus ook dichter bij de tijdloosheid komt en dus meer toegang heeft tot de toekomst en het verleden,  dan dacht Bergson, die in de beleving van zuivere duur de scheiding van heden en verleden  (voorafgaande toestanden) ziet opgelost in een organische geheel, in diezelfde lijn.  Bergson praat ook over zuivere herinneringen en zuivere waarneming, die in directe intuitie de realiteit van een object raakt, beiden dus geworteld in de activiteit en beperkt door het lichaam. Hier wordt intuitie en gerichte activiteit al bijna intentie, en dat op een diep psychologisch niveau. Het intellect is volgens Bergson te veel op de voorgrond gekomen en heeft het instinct doen insluimeren. Instinct en intellect zijn als gezicht en gevoel, het intellect kan geen kennis of inzicht verschaffen voor  dingen die zich op afstand bevinden. Intuitie deelt de wereld niet op, maar brengt samenhang.  Het is de herinnering die continuïteit brengt en verleden en toekomst een duur geeft.

Teleologie

Doelgerichtheid (Telos =doel) der schepping is in de filosofie en theologie een thema, hier staan enerzijds de pure Laplace deterministen tegenover hen, die geloven in doel en richting der schepping, maar geeft anderzijds de quantum-fysica aan dat er helemaal niets te voorspellen valt en we dan met de pure materialisten niet meer zijn dan het slachtoffer van het pure toeval, waarbij Daniel Dennet wel aanschouwelijk maakt dat de logica van de evolutie niet zo willekeurig is als het lijkt. De vraag of er een doel is, of de ordening der dingen door de “Geest” in welke vorm dan ook ergens toe leidt is voor veel filosofen een overigens niet bewijsbaar uitgangspunt. De scholastici noemden dat God, Spinoza natuur, Hegel geest, de vraag is of we dat doel kunnen kennen. Teilhard de Chardin was een van de weinige moderne filosofen die in zijn kosmologie een evolutietheorie inbrachtt die doelgericht was, namelijk op het goddelijke, het omegapunt. Ook Teilhard ging uit van een vergeestelijkte binnenkant, het psychisme dat in alle materie aanwezig is en de stuwende kracht van de evolutie herbergt en drie sprongpunten kent, de kosmogenese (het ontstaan van het heelal), de biogenese (de sprongmutatie van levenloze tot levende stof) en de noögenese (de sprongmutatie naar zelfbewustzijn toe). Zijn hyperfysica of hyperbiologie poneert een noosfeer, waarin de mensheid op weg is naar een steeds hechter wordende sociale eenheid, die hij dan weer ziet als een evolutie naar uiteindelijk een Christus-bewustzijn. Volgens Teilhard stevenen we af op een einddoel, een teleologisch eindpunt van de evolutie, het punt Omega, waarin we weer één worden (met de Schepper).  Teilhard kreeg wel de kerk tegen zich, die het Darwinisme en de evolutietheorie niet wilde accepteren en vasthield aan een scheppingsidee met God als oorzaak en ook zijn visie, dat zonde niets anders is dan de menselijke ervaring van de veelheid (de huidige toestand van het evolutieproces), werd door de Kerk veroordeeld. Goed en kwaad als inherent aan de schepping staat tegenover het idee, dat God (Goed) alleen het goede brengt, en het Kwaad een andere “god” is, maar je kunt ook stellen dat het kwaad en de zonde bestaan zodat de mens een keuze kan maken (vrije wil) en leren (om de Schepper zo te kennen), maar deze kwestie (de Theodicee) rond de kwaliteit van God is al eeuwenlang een strijdpunt tussen filosofen

Evolutie

De evolutietheorie, die uitgaat van survival of the fittest (mutatie) en geen echte ruimte laat voor doel en richting, is voor mensen als Dennet nog steeds een goede basis, maar dan wel in een materialistische visie zonder ruimte voor een andere dimensie of het metafysische.  Evolutie is wel beweging, door omstandigheden en (toevallige) mutaties, dus een dynamisch beeld, we zijn in beweging, ook de huidige mens is maar een fase in de evolutie, waarin steeds nieuwe vormen optreden, die dan volgens Darwin genetisch met elkaar verbonden zijn. De grote mate van toeval, die in deze visie nodig is om uiteindelijk tot de mens en z’n zelfbewustzijn te komen, krijgt dan hulp van fundamentele processen en structuren, die in de stof verankerd zijn, zoals kristallisatie, chemische bindingen en daarmee een soort evolutielogica. Ook in quasi willekeurige oersoepmengsels is er een streven naar complexiteit en ordening, een creatieve drang om relaties te leggen en zo te groeien.  Het voorlopige eindresultaat mag vreemd en enorm complex lijken, maar heeft toch een zekere logica in relatie tot de omgeving. Een mooi voorbeeld daarvan is ons vermogen om kleuren te zien, in maar een heel klein spectrumstukje van de electromagnetische straling. Dat is juist het stukje van het zonlicht, waar de meeste energie in zit. Als mensen komen we daarbij wat groen tekort, maar dat wordt weer door de plantenwereld gereflecteerd, want planten “haten” groen.

Tijd is beweging

Heraclitus (540 v Chr.) zag al dat alles beweegt (Panta Rei), dat de kosmos een proces is, dat iedere realiteit een synthese is van tegenstellingen. De spanning ertussen geeft de werkelijkheid haar eigen structuur en dynamiek, alles is relatief, niets ooit hetzelfde.  Dat werd door Plato en Aristoteles niet overgenomen, die zagen eerder een statisch en geocentrisch wereldbeeld.

Afred North Whitehead ontwikkelde een hele procesfilosofie, ofwel "philosophy of organism", waarin geen structurele tweedeling is tussen geest en materie, alles is proces en continu gebeuren. De werkelijkheid is een opeenvolging van gebeurtenissen (actual occasions) met de dimensies voelen en handelen en een actieve en creatieve kant die altijd het gevolg zijn van voorafgaande gebeurtenissen en daar op voortbouwen, ze vormen een samenvloeiing (congrescence) die weer wordt doorgegeven (transition) aan de daarop volgende.

De hele kosmos en wat daarin gebeurt is in Whiteheads visie enerzijds ervaring en anderzijds creativiteit. Wat er zich afspeelt is zowel objectief als subjectief, voortdurend in beweging in relatie tot het andere. Deze visie houdt ook in, dat alle objecten meedoen in die relatie en het onderscheid tussen levende en levenloze natuur verdwijnt, alles is creatief, neemt waar en geeft door. Hier ligt een link met de visie van de moderne fysica, dat er een waarnemer (en dus een relatie) moet zijn om “realiteit” te scheppen.

Wat is bewustzijn

De vraag naar de waarnemer, die in de kwantumfysica een rol speelt om de waargenomen realiteit te “scheppen” hangt samen met het idee van bewustzijn. Is dat beperkt tot mensen (en sentient beings zoals de Boeddhist stelt) en wat is dan zelfbewustzijn ofwel refelectief bewustzijn? Er zijn stapels theorieën om bewustzijn te verklaren, lopend van een Goddelijke Gave via mechanistische proposities op neurologische basis (we zijn gewoon een erg goede “vleescomputer” tot en soort spiegelproces tussen lagen van hersenactiviteit. De religieuze insteek is principieel dualistisch, bewustzijn heeft niets met de materie te maken, en ook Descartes zag het op die manier. Hij maakte onderscheid tussen lichaam en geest, die geest dan te zien als onstoffelijk en eeuwige ziel, als bewustzijn (res cogitans). Een lichaam en alle stoffelijke dingen nemen ruimte in en zijn “res extensa”.

In de moderne tijd en zeker in het zogenaamde postmodernisme is dat oude dualisme in diskrediet geraakt, de geest is een eigenschap van het lichaam (het brein), we weten alleen nog niet precies hoe de koppeling in elkaar zit.

In de hier door mij opgevoerde hypothese van een informatiedimensie als grondslag van alle zijn is er weer een soort dualisme ingevoerd, er is een materiele (tijdruimte) dimensie en een informatie-dimensie, die verbonden zijn via bewustzijn, dat weer samenhangt met (zelf)waarneming. Dit sluit de mogelijkheid, dat er nog meer en andere dimensies zijn niet uit.

De geest vormt in deze visie een aparte dimensie buiten de tijdruimte werkelijkheid met eigen eigenschappen en wetmatigheden.