Luc Sala 28 juni 2001
Wat kunnen we leren van het paard, welke overeenkomsten en verschillen zijn er in ons gedrag, ons reactiepatroon, onze behoeften en hoe kunnen we die gebruiken om beter met paarden (en mensen) om te gaan? Bij de mens kunnen we vaak een buitenlaag en een meer verborgen binnenwereld aangeven, de buitenste laag kunnen we zien als persoonlijkheid, ego of het masker (de persona) en de binnenste laag wordt dan wel aangeduid als het oorspronkelijke, als het (hogere) zelf of als het innerlijk kind. Dat is een simplificatie, omdat zowel in masker als kind meerdere lagen zijn te duiden, maar als generalisatie is het een werkbaar model. Er zijn veel verschillende benamingen voor die twee lagen, maar dat loopt nogal eens door elkaar, ik, zelf, mijzelf, dat is verwarrend, daarom gebruik ik graag de termen kind en masker. In het dagelijks leven geloven we meestal, dat we het masker zijn, dat we zijn wat we doen voorkomen in ons “normale” gedrag, maar daarmee gaan we wel voorbij aan die kern, dat innerlijke kind dat in ons huist. De meeste tradities geven wel aan, dat het masker een illusie is, een verdedigingspatroon en gedrag dat ons in staat stelde de moeilijkheden die we tegenkwamen te pareren, maar niet ons “echte” zelf. We zijn echter gaandeweg in onze eigen creatie gaan geloven, we zijn ons masker geworden. Dat is een mechanisme dat zich niet alleen in de jeugd, maar ook later nog ontwikkeld, we verfijnen ons verdedigingsmechanisme en passen ons aan. De persoonlijkheid, het geheel van reactiemechanismes waarmee we de uitdagingen, gevaren en genoegens van het levens tegemoet treden, is daarom geen negatieve laag, het is ook onze vriend en beschermer. Het woord ego heeft wat dat betreft een wat negatieve klank gekregen, maar zonder ego zouden we het erg moeilijk hebben, want ons innerlijk kind is nu eenmaal veel kwetsbaarder, vaak gevoeliger en heeft dat schild en masker gewoon nodig. Het gaat er dan ook niet om dat masker af te leggen, maar om te beseffen dat er onder die uiterlijke laag nog een andere zijnstoestand is, met soms onvermoede talenten, wensen en behoeften. Het loslaten van het ego is in die zin meer een manier om te ontdekken van wat daaronder ligt. Dat ontdekken en toelaten is een stap om tot een integratie van de binnen- en buitenwereld te komen. Zonder masker leven is bijna niet mogelijk, maar leren om het masker in gepaste situaties af te kunnen zetten en het “echte” zelf te kunnen leven en te laten zien is groeien in bewustzijn en beter leren begrijpen, waarom en hoe we functioneren.
Nu zou je denken, dat deze structuur typisch menselijk is, want toneelspelen (het woord persona komt van het Griekse masker dat een grote rol speelde in hun theater) is toch iets echt menselijks. Maar nu blijkt, dat ook dieren dit vertonen en met name bij paarden (en honden) is er een vergelijkbare gelaagdheid in het gedrag te onderkennen.
Als stadsmens ben ik een beetje bang voor grote grazers en paarden en zo. Grote beesten met een voor mij vrij onvoorspelbaar gedrag. Maar onlang wees iemand me op de verrassende parallellen tussen het onderdrukte kuddegedrag van paarden en hoe wij als mensen ons stamgedrag ook steeds meer wegstoppen en deels vervangen door quasi-gemeenschappen op Facebook of LinkedIn. Daarbij kwam ter sprake, dat er een diepere laag aanwezig is in de paarden-psyche die vaak verborgen blijft achter een uiterlijk gedragspatroon, dat meer is aangepast aan wat de mens van het paard wil. Het paard gaat zich gedragen zoals het denkt of voelt dat de mens wil, want anders komt er straf, geen beloning of boosheid. Het paard past zich aan, net als ene kind ontwikkelt het gedragspatronen en een “persoonlijkheid” die effectief zijn en bescherming bieden, maar ook een breuk met de oorspronkelijke paardennatuur. Veel paarden vertonen een dergelijk “masker”-gedrag, maar zijn daardoor losgeraakt van hun diepere en meer instinctieve laag. Paarden willen in een kudde leven, waar leiderschap natuurlijk ontstaat, waar de veiligheid en vrijheid harmonisch samengaan, waar hun innerlijke natuur tot z’n recht komt. Tegenwoordig stoppen we paarden (mensen) in boxen (huizen/kantoren) waar ze alleen uit mogen als ze dienstbaar (klant/werker) zijn, we isoleren ze van hun kuddegedrag (gezin/familie/buurt/stam) en verbazen ons er dan over dat leiderschap en vertrouwen vervormt tot controle, aansturen, dwang en repressie, de zweep erover als je niet wilt werken, consumeren, conformeren. Ons innerlijk kind of diepe zelf gaan we dan verbergen achter een masker, en paarden doen dat ook, ze worden gedresseerd en gehoorzaam gemaakt, net als kinderen. Gelukkig herkennen steeds meer paardenmensen dat patroon en gaan ze anders met hun dieren om, met verbazende resultaten.
De paarden worden bij zo’n aanpak aangesproken en gerespecteerd in hun instinctieve laag, waar het volgen van een leider en dus gehoorzamen veel natuurlijker wordt. De mens moet zich daarvoor wel verplaatsen in de geest van het paard, en bijvoorbeeld zijn plaats als leider, die veiligheid en richting geeft, duidelijk maken. Dat is geen eenvoudig proces, omdat een paard op dat instinctieve niveau erg gevoelig is voor lichaamstaal en uitstraling. De natuurlijke leider in een kudde, en de berijder of geleider van een paard wil die plaats innemen, wordt dat niet door geweld of controlerend gedrag, maar door uitstraling. Hij of zij, er is vaak een mannelijke en een vrouwelijk leidend paard, stralen het vertrouwen uit, waar de overige paarden in mee gaan. Ze laten de zorg voor veiligheid en zorg over aan het leidende paard. Een paard pikt die leidersuitstraling op, via de lichaamstaal en een telepatische verbinding, zeker in de vrije natuur zijn geluiden meestal gevaarlijk, omdat ze de positie van de kudde kunnen verraden. De andere paarden laten in het algemeen de veiligheids- en zorgtaken (waar vinden we voedsel of water) over aan de leiders. De leider is alert, neemt verantwoordelijkheid en wordt dus natuurlijk gerespecteerd. De kudde-communicatie verloopt op een ander niveau, en daar is er weer de parallel met de mens. Ook wij voelen instinctief heel goed aan wie ons kan en mag leiden, wie “echt” is en wie alleen maar vanuit het masker ons wil dwingen. We zijn natuurlijk gevoelig voor de machtsmiddelen, dat is ook waarom we dat masker zijn gaan opbouwen, maar ergens weten we ook wanneer en aan wie gehoorzamen toch de beste optie is.
Bij het omgaan met paarden op dit niveau zal de mens zich als leider moeten manifesteren, pas dan zal het paard de mensen volgen en gehoorzamen, niet door middel van hulpen of bevelen, maar natuurlijk. Om die leiders-status te verwerven kan men dus niet terugvallen op het arsenaal uit de masker-sfeer, maar moet het paard voelen dat de mens duidelijk, helder en echt een verbinding legt en z’n leiderschap uitstraalt. Dat komt neer op het laten vallen van het masker, eerst door de mens en pas als het paard dat ervaart en erkent, bij het paard. Pas dan ontstaat de natuurlijke band, op “kind-kind” niveau zouden we kunnen zeggen, waarbij de mens het paard kan leiden. Dat gaat dan op zo’n intuïtief niveau, zonder veel hulpen of aanwijzingen, dat het wel lijkt of het paard de gedachten van de menselijke leider kan lezen. Misschien is dat ook wel zo, misschien is het niet meer dan een kwestie van oppikken van onbewuste lichaamstaal. Het resultaat is in ieder geval verbluffend, wanneer de mens helder en duidelijk een doel of beweging voor ogen heeft, zal het paard daar in meegaan, en ontstaat ontspannen samenspel tussen mens en dier, want op dat niveau zijn ook de wensen, impulsen en beperkingen van het dier voor de menselijke leider duidelijk.
Dit samenspel op een dieper niveau, laten we het maar aanduiden als kind-kind communicatie, is ook tussen mensen mogelijk en in sommige situaties zelfs gewenst of essentieel. De goede therapeut, sjamaan, priester, geliefde en baas weet dat, alleen als we door de buitenlaag heen kunnen dringen is echte verbinding mogelijk. Alleen op dat niveau kunnen we het masker van onze persoonlijkheid laten vallen en contact maken met het innerlijk kind. Alleen daar kan zelf-acceptatie en echt bewustzijn groeien, waardoor verandering, heling en groei mogelijk wordt. Veel zogenaamde therapie werkt alleen op het ego-niveau, we passen dan (vaak noodgedwongen) ons gedrag wat aan, schaven wat bij in reactiepatronen en lijken daardoor meer aangepast, maar de diepere lagen worden niet bereikt. De onvrede daar wordt bij dergelijke therapie alleen maar weggepoetst en kan zich op een andere manier gaan manifesteren, vaak met gevolgen die veel ernstiger zijn. Het innerlijk kind laat zich makkelijk wegdrukken, maar manifesteert zich dan later op een soms zeer ongemakkelijke manier door zogenaamd sabotage-gedrag of psychische of lichamelijke klachten.
Kijkend naar het paard en z’n weggedrukte kuddegedrag en de mogelijkheden die zich daar voordoen om daar toch contact mee te krijgen zit daar een behoorlijke les in voor de mens. Leren omgaan met paarden op die manier wordt ook steeds meer ingezet als therapeutisch model, we gaan in de leer bij een “paardenfluisteraar” of leren natuurlijk met paarden om te gaan en daarbij en daardoor ons eigen masker af te zetten.
Die les, dat we op een dieper niveau leiderschap natuurlijk kunnen ervaren, is ook veel breder toepasbaar. Ik denk dat als ook politici, bazen en menselijke leiders (en dat zijn we zelf!) iets meer ruimte zouden geven aan onze natuurlijke behoefte om samen, in een of ander diep in ons onder/onbewuste verankerd verband, dingen te doen, het allemaal soepeler gaat, met minder repressie en angst.
Een dier, honden en paarden zijn mooie voorbeelden, geeft ons vrij eerlijk terug wat we uitstralen. In die zin zijn het erg goede spiegelende therapeuten, die je ook niet met veel praatjes uit hun evenwicht kunt krijgen. Het werken met paarden leert ons dan ook veel over onszelf, als we daar open voor staan. Langzamerhand krijgt men daar meer oog voor en zien we steeds meer therapievormen ontstaan die daar nutig gebruik van maken, van de paardenfluisteraar tot familieopstellingen met paarden. Het paard aanspreken in z’n kuddegevoel, als leider de veiligheid en autoriteit bieden waar het paard ook in de kudde naar zoekt, de mentale connectie is belangrijker dan de fysieke.
Willen we echt op het diepere, niet ego-verstarde niveau met paarden (en mensen) omgaan dan zullen we de instinctieve, door de evolutie bepaalde, en ingeboren gedragsvormen van het paard moeten ontdekken, toelaten en respecteren. Nu moet een paard functioneren in een hem vreemde, kunstmatige, menselijke en veelal op productiviteit en nut gerichte omgeving, dat is een aanslag op z’n instinctieve belevingswereld en leidt tot innerlijke conflicten, zeker wanneer we dingen vragen waartoe het van nature niet of net toe in staat is. Bij dressuur lopen we al nsel tegen die grens aan, en kan alleen een diepe band tussen mens en dier laat daar experimenteren en leren toe.
De taal van een paard is het lichaam, de communicatie tussen mens en dier speelt zich af op een goeddeels onbewust niveau, de echte paardenmens voelt dat en werkt niet met dwang of hulpen, maar vertrouwt op die communicatie van binnenuit, die zich natuurlijk ook vertaald in soms heel kleine, bijna onmerkbare lichaamstaal-signalen. Wederzijds respect en vertrouwen, niet de schuld bij het paard leggen, en steeds in contact blijven met de eigen waarde en bedoelingen, dat is het geheim van de kunst van het werken (en zijn) met paarden.
Mensen en paarden hebben een bijzondere relatie, anders dan over vooral nuttige dieren als koeien en varkens spreken we over edele dieren, en duikt het paard op in de literatuur en de filosofie. Paarden spelen een rol in veel heldenverhalen, zoals in de Bhagavat Gita waar de wagenmenner van Arjuna niet minder dan Krishna zelf is.
In Gulliver’s Reizen van Jonathan Swift uit 1726 belandt de hoofdpersoon in het land van de Houyhnhnms, edele paarden die heersen over het eiland en de meer aapmensachtige Yahoos, die veel slechte “menselijke” eigenschappen hebben. De Houyhnhnms zijn beschaafd, zachtaardig en zien spreken als een communicatiemiddel, niet om te liegen en bedriegen. Ze vormen een gelukkige samenleving, maar zien uiteindelijk in Gulliver toch een bedreiging. Swift drukte in dit werk op een satirische manier ook zijn kritiek uit op de toestanden in Engeland in zijn tijd.
In de filosofie is het niet de minste die het beeld van paarden gebruikt. Plato beschrijft in Phaedrus de manier waarop de menselijke geest werkt en gebruikt voor de ziel de metafoor van een wagenmenner met een span paarden, dat door de menner (het verstand) geleid moet worden, met (voor de mens) één wild en ongedurig en één gewillig paard. De menner moet proberen ze toch in toom te houden. In de tweede redevoering van Socrates (243e - 257b) in Phaedrus komt de onsterfelijkheid van de ziel aan de orde. Die beweegt en doet bewegen en bestaat uit dat tweespan paarden die door het verstand als menner geleid moeten worden. Het goede (gehoorzame, meegaande, conformerende, bescheiden) en het slechte (eigenwijs,weerspannig,creatieve, brutale) paard hebben beide vleugels, maar alleen bij de Goden werken die zo dat ze in de hemelse processie het ideale, de hemel der Ideeën (schoonheid, rechtvaardigheid, goedheid, wijsheid etc.), kunnen aanschouwen. De zielen van mensen hebben geen goede vleugels, beschadigen die ook in het gedrang om naar boven te komen en komen daarom niet zo ver en zien hoogstens een glimp van de Ideeën, maar ervaren dat wel als een initiatie, die weer bepaald in welke hoedanigheid ze incarneren. In die incarnatie is er soms resonantie, een herinnering aan het (hemelse) Idee.
Deze zogenaamde “chariot” allegorie gaat ook over de gevleugelde paarden van de godenwagens, waar er een natuurlijk eenheid is tussen menner en paarden, maar Socrates zegt in dit stuk (sect. 245 e.v.) dat wij als mensen (onze ziel heeft paarden zonder goede vleugels) twee verschillende paarden hebben, een goed en mooi, de ander slecht en lelijk.
Dit beeld van twee paarden wordt door Plato via z’n woordvoerder Socrates (hij gebruikt de persoon Socrates op die manier in z’n dialogen) in dit stuk gebruikt om te praten over onder meer de liefde, het goede paard wordt beheerst door schaamte, het slechte door lust en sex, de menner voelt die spanning en uitdaging en moet keuzes maken, wil hij z’n span de goede richting in laten gaan.