door Ir. Luc Sala
Google heeft nu door koppeling van allerlei diensten de meest indringende database ter wereld, kan alles van u weten en de vraag is wie toegang tot die gegevens kan krijgen. Maar dat is maar een tipje van de hele privacy-kwestie. Bent u ook tegen SOPA, PIPA en inperking van uw (digitale) vrijheid of zal het u worst wezen wie wat over u weet en wat ze daar mee doen? Gaat u akkoord met de correlatie van de 60 diensten van Google waarmee de grootste en volgens sommigen gevaarlijkste verzameling van privé-gegevens ooit ontstaat? Vindt u het steeds gerichter toesturen van berichten een positieve trend? Acht u dergelijke profiling eerder een praktische personalisatie van uw berichtenstroom dan een digitale beperking van uw vrijheid?
Wereldwijd zijn kwesties en acties rond digitale vrijheid voorpaginanieuws, maar dat is het topje van een hele nare ijsberg. We weten of vermoeden dat sluipenderwijs de mooie cyberdemocratische impuls van vrije informatie wordt afgeknepen en omgeturnd in de verstikkende dictatuur van cyberonderdrukking. Sluipende digitale identiteitsslavernij is hoe ik de steeds voortgaande inkapseling van wie we (echt) zijn zou willen karakteriseren.
Internet, privacy, identiteitsverlies, intellectuele eigendom, vrijheid en veiligheid zijn de laatste tijd tot een bijna onontwarbare kluwen in en door elkaar gegroeid. Bij discussies over de digitale samenleving willen we aan de ene kant het veilige comfort van alles altijd en overal, en aan de andere kant voelen we ook dat onze privacy en daarmee onze vrijheid steeds meer wordt aangetast. Wat ontbreekt is meer fundamenteel inzicht in hoe onze geest werkt, hoe externalisatie van onze binnenwereld en projectiemechanismen in onze expressie terugslaan en gespiegeld worden en hoe dat samenhangt met conformeren en de overgang van product naar proces als basis van onze samenleving. Waar Plato nog een vrij helder beeld kon gebruiken van de psyche die twee paarden ment: een vrij en speels paard naast een tam en braaf paard (in de Phaedrus) zijn wij ondertussen als mensen speelbal aan het worden van onze digitale voetsporen, is onze identiteit en steeds meer ook onze handelingsvrijheid bepaald door wat her en der is vastgelegd. Dat proces van voortgaande “profiling”, het uit min of meer harde gegevens filteren van een profiel of identiteit die dan gekoppeld is aan een doel. Maar dat doel is niet altijd helder of duidelijk, vaak weet je niet eens dat er ergens een computerprogramma op jouw gegevens is losgelaten. Er zijn vele doelen, zoals het opsporen van misdadigers of potentiële terroristen, je iets verkopen of opdringen, je politiek beïnvloeden, je een visum geven of weigeren, je een hypothecaire geldlening gunnen, bepalen of je een levenreddende operatie mag ondergaan, een uitkering krijgt, ergens mag wonen of werken. We zien dat organisaties als Google steeds meer van je weten, je gedrag continu analyseren en daarmee een digitale identiteit voor je bepalen waar je zelf geen weet van hebt en waar je ook geen invloed op hebt of iets aan kunt veranderen. Met de beste bedoelingen, zo geeft men voor. Zo kun je beter geholpen worden, bespaar je tijd met zoeken, krijg je de juiste commercials en aanbiedingen en ontmoet je de juiste “vrienden”. Allemaal voor je eigen bestwil! En je hebt toch niks te verbergen, dus waarom zou je zelfs maar denken over opt-outs? Daarmee maak je jezelf toch alleen maar verdacht. Dat we ondertussen allemaal digitale profielen krijgen opgeplakt en daarmee steeds meer in het keurslijf van dergelijke “profiling” (met een digitale schaduw waar we niets (meer) aan kunnen doen) worden gedrukt, voelt men her en der wel aan, maar harde en duidelijke argumenten daartegen worden zelden gegeven. Die argumenten zijn naar mijn mening te vinden in een beter begrip van hoe onze psyche werkt en hoe we in de loop der tijden onze binnenwereld hebben geexternaliseerd. Het simpelweg constateren dat we steeds meer leven in persoonlijke en sociale bubbels (Sloterdijk) met grenzen en interactiemodellen en het deconstrueren van onze realiteit biedt geen oplossing. We zullen moeten analyseren waarom we die bubbels maken en in stand houden. Waarom stellen we grenzen? Hoe veranderen die en waardoor en hoe snel? En welke gevolgen heeft dat? Zijn we niet meer dan zich aanpassend DNA dat leuk gebruik maakt van nieuwe omgevingsfactoren (zoals multitasking ontwikkelen)? Of is er een richting? Allemaal vragen die te maken hebben met ons begrip van evolutie.
Het toekomstbeeld, waarin beslissingen over ons leven steeds meer gaan afhangen van de profielen die over ons kunnen worden opgesteld (zonder ons, buiten ons om en over ons), is angstwekkend. We worden afhankelijk van de algorithmes die zogenaamd ons gedrag kunnen voorspellen, van profielen ten dienste van veiligheid, commercie of politieke beïnvloeding die over en voor ons dingen regelen. Hoezo vrije wil, vrijheid? Steeds meer worden we geleefd door onze digitale voetsporen, onze cyberschaduw. Over die profielen en de technologie erachter hebben we niks te zeggen. Dat we geleidelijk van een rechtsbasis van onschuld naar een a-priori aanname van schuld zijn verschoven, wordt nauwelijks opgemerkt. Je moet je onschuld tegenwoordig bewijzen. De overheid of de organisaties die ons belagen (iets willen verkopen) streven er niet naar de onschuldigen te vrijwaren, maar willen de schuldigen (de terrorist, de klant met geld) vinden en inpakken, ongeacht de collateral damage die ontstaat. Maar de onschuldigen die in dit proces tussen de wielen kunnen komen, zijn we allemaal. Daarin schuilt het gevaar van profiling. Zeker nu niet alleen Google en Facebook maar ook overheden steeds meer “echte” gebruikers willen zien, geen avatars, aliassen of dynamische IP-adressen, maar de internetter als persoon willen kunnen herkennen en indien nodig aanpakken, wordt profiling een echte bedreiging, een gevangenis waaruit je niet kunt ontsnappen. Niet alleen jezelf, maar ook al je vrienden, want je relatiepatroon is deel van je profiel. Een paar nare sterretjes bij jouw naam besmet ook al je vrienden, likes of email contacten. Met elkaar praten, emailen, sms-en over bijvoorbeeld de Koran is al aangevoerd (Hofstadproces) als bewijs van terroristische plannen. Juist omdat we via de sociale media steeds meer informatie uitwisselen, oordelen en vooroordelen laten blijken (the wisdom of friends-Sheryl Sandberg) zitten daar meer aanwijzingen in over je profiel. Steeds meer worden we van consumenten ook producenten: van meningen, reviews, tweets, youtube video’s, content en daarmee geven we onszelf bloot, maken we ons herkenbaar, analyseerbaar en schrijven we ons eigen profiel digitaal dicht.
Wie we zijn, is steeds minder een kwestie van hoe we dat zelf zien of voelen. Omdat we gewild of ongewild steeds meer van onszelf naar buiten brengen, worden we in de buitenwereld gedefinieerd door wat we in publicaties, op Facebook, YouTube en in allerlei databestanden van bedrijven en overheid zijn. Het overdragen en projecteren van onze identiteit is niet nieuw. Met de eerste verhalen rond het vuur en rotstekeningen is de mens een pad van externalisatie opgegaan. We zijn onszelf gaan uitdrukken, niet voor onszelf, maar voor de ander. Dat externalisatieproces lijkt positief, van rots naar perkament naar papier naar foto, via film naar digitale dragers en virtual reality, en nu naar internet is een geleidelijk proces geweest en heeft zeker de onderlinge communicatie en de “vooruitgang” geholpen. Maar we hebben wel steeds meer uit ons hart (in veel talen is hart en geheugen hetzelfde woord) extern gebracht. In dat proces kregen we steeds meer een persoonlijkheid of ego, omdat we onze binnenwereld moesten beschermen tegen een steeds meer opdringende buitenwereld. De meeste mensen hebben zich zodanig geïdentificeerd met dat ego, dat we denken dat te zijn. Het contact met de diepere binnenwereld (ziel, innerlijk kind, hoger zelf) zijn we vaak kwijt. We zijn de automaten waarover Gurdieff sprak. Eigenlijk wijzen alle traditionele religies en spirituele tradities, evenals de moderne psychiatrie en psychologie op de noodzaak om contact te maken met dat innerlijk kind en het masker van het ego met z’n vaak alleen materiële behoeftes te laten vallen. De vraag is nu of de moderne techniek en dan vooral het digitaal vastleggen van steeds meer persoonlijke details en het daarmee extreem externaliseren van ons (zelf) beeld en het proces van confirmeren aan dat buitenwereldbeeld geen gevaarlijke kanten heeft. Gaan we ons niet steeds meer gedragen als onze Facebook avatar? Gaan we ons zelfbeeld tot slaaf van ons imago, tot slaaf van wat anderen over ons denken maken? Ik vrees dat dit niet alleen al heel lang aan de gang is, maar dat we het proces bijna niet meer kunnen stop zetten omdat de voordelen voor de grotere entiteiten zoals de overheid, de (semi-)monopolistische dienstverleners en bedrijven te duidelijk zijn. Die worden weliswaar bedreigd door terroristen, hackers, mondige burgers en artiesten, maar verdedigen zich vooral door de schroeven verder aan te draaien. Door vrijwel ongeremd en deels ongemerkt de vrijheid af te romen met veiligheid als argument en angst als werktuig. We doen dit voor u. Kleedt u maar even uit of laat u digitaal in uw blote kont zien. Want zo maken we het reizen (het werken, kopen, leven) veiliger. De dictatuur van de angst hangt in mijn visie sterk samen met het externaliseren van onze identiteit. Want je echte zelf, je ziel telt niet meer mee. De metafysische werkelijkheid van je innerlijke kosmos is toch maar vol van overtuigingen, bijgeloof en non-rationele projecties. Weg ermee, leve de verlichting. Dat die zogenaamde verlichting niet meer is dan rationalisatie en mutilatie van je verbeeldingskracht is niet alleen de wetenschap, maar langzamerhand de hele samenleving ontgaan.
Er is veel te doen over SOPA, PIPA, ACTA en meer van dat soort overheidsingrijpen en voor een deel gaat dat dan nog over auteursrechten, intellectuele eigendom en het verdedigen van verdienmodellen uit de predigitale tijd. Een ander aspect is de neiging van grote internetpartijen om databestanden te koppelen en de daarin begrepen profileringsinformatie te commercialiseren. De gebruiker, emailer, surfer wordt z’n eigen product en z’n gedrag is verkoopbare handel geworden. We zijn nog niet zover, dat uit zo’n profiel openlijk levensverwachtingen, persoonlijkheidstype, IQ of criminaliteitstendenzen worden gehaald, maar dat is een kwestie van tijd (of uitlekken van het feit dat dit al op grote schaal gebeurt, hetgeen me niet zou verbazen). Ons gedrag is meestentijds zeer voorspelbaar. We zwermen leuk mee met onze programmering en die van ons sociale Umfelt, maar dat zijn we, in esoterische termen, niet. We zijn onze vrije wil, we zijn echt wanneer we uit het programma stappen en dus de profilering in zekere zin ontduiken. Iedere traditie leert ons dat. Profilering beperkt zo onze vrije wil, ons anders-zijn en is in wezen sterk discriminerend. Het beperken of ontduiken ervan (opt-out) zou een grondrecht moeten zijn. In die zin is er nu ook breed verzet tegen wat Google en Facebook doen en de Amerikaanse regering wil met haar cybermaatregelen daartegen optreden. Maar in dat protest klinkt helaas nog een forse dosis eigenbelang door. Vrije meningsuiting wordt makkelijk gebruikt als dekmantel voor lekker gratis entertainment of ongeremd schelden.
Daaronder ligt de fundamentele kwestie hoe we recht en wet in cyberspace zien. Cyberspace is geen aparte en van de realiteit onafhankelijke wereld. John Perry Barlow’s Declaration of Independency uit 1996 was wat dat betreft een mooi ideaal maar wat naïef in het voorbijgaan aan de belangen die er spelen. Ik zou liever een Cyberspace Interdependentie Verklaring zien, waarin duidelijk wordt in hoeverre cyberspace met allerlei terreinen verweven is en zal raken. Nu cyberspace niet alleen de bibliotheek, marktplaats en recreatieplatform voor steeds meer gebruikers is, maar ook criminelen zich erop richten en ook het oorlog voeren en de politiek bedrijven (de publieke opinie bewerken) cyberactiviteiten worden, is het nodig een gedegen rechtsgrond te formuleren en van daaruit internationale wetten en wethandhaving te organiseren. Die is er niet. Wat vage internetorganisaties waaien met vooral commerciële belangen mee, maar er is geen handhavende instantie. Bij gebrek daaraan eigent de VS zich die rol toe, met of zonder wettelijke basis. Maar eigenlijk is het grote probleem dat er geen goed begrip is van wat de diepere invloed en werkingssfeer van cyberspace eigenlijk is. Dat wil zeggen dat we wel braaf de techniek hebben omarmd die ons is aangereikt via de verbeeldingskracht van filosofen en schrijvers (van Jules Verne via Huxley, Orwell, Leary, Lanier tot Bill Gibson) maar hun waarschuwingen in de wind sloegen. Big Brother, 1984, Cyberspace, het is allemaal al bedacht in soms angstaanjagende detaillering maar we hebben het laten gebeuren, hebben de consequenties niet doordacht en afgedekt in “checks and balances” in een afwegingskader tussen individueel en collectief belang, tussen vrijheid en veiligheid, tussen de twee paarden van Plato, het wilde en het tamme. De ruzies en kwesties van vandaag hadden we kunnen zien aankomen. Als we Barlow’s inzichten (die deels weer van Tim Leary en uit de hacker en NewEdge movement voorkomen, de Digitale Stad in Amsterdam was ook zo’n voortrekker) hadden gebruikt om internationaal tot afspraken en rechtsvinding te komen, zaten we nu niet met dit soort belangenkwesties. Een simpel juridisch onderscheid tussen clip en clickrecht (iets waar ik al twintig jaar geleden op aandrong), heeft het bewustzijn van de politieke arena die zich nu druk maakt over SOPA, illegaal downloaden en peering, nog niet bereikt.
Het is tijd voor een nieuw soort organisatie, een soort Volkerenbond of Verenigde Naties, een platform waar recht en wet in cyberspace vorm krijgen. Niet als compromis tussen belangen, maar omdat er begrip komt voor wat cyberspace werkelijk betekent of kan betekenen. Recht dan breed gezien als een overbrugging of paraplu van het normatieve natuurrecht (met een religieuze of filosofische basis) en het meer materiële contractenprincipe, en ruimte latend voor breder gedefinieerde doelen als veiligheid en vrijheid. De ontplooiing van de mens en zelfrealisatie mogen niet ontbreken. Cyberspace is in zekere zin een nieuwe dimensie. Het is ook steeds meer het platform voor de verbeeldingskracht, de artistieke en filosofische activiteit. Daarbij mogen we het metafysische niet uit het oog verliezen, of we dat nu religie of magie noemen, cyberspacefilosofie en infotheïsme (de religieuze interpretatie van bewustzijn en informatie als een oerdimensie die aan alles ten grondslag ligt) liggen dicht tegen elkaar aan. Dat zoeken naar een cyberspacegrondslag heeft veel materiële aspecten, maar ook dieptepsychologische en sociaalpsychologische consequenties.
Ik heb het gevoel dat Nederland, waar Hugo de Groot ooit ten gunste van de handelsgeest (en zijn opdrachtgevers) een juridische basis formuleerde voor de Vrije Zee (Mare Librum) en Spinoza de vrijheid als het essentiële doel van de staat zag, zich in dit opzicht kan profileren. We zijn internationaal, internettechnisch koploper, filosofisch en juridisch een makkelijke brug tussen het Angelsaksische en Rheinlands/Romeinse model en hebben genoeg hackers, vrijdenkers en onafhankelijke geesten in huis. Dus waarom niet wat geld van al die vrij zinloze innovatieprojecten steken in wat werkelijk telt: cyberspacefilosofie en rechtsgrond? Het bij elkaar brengen van de hedendaagse denkers en vooral activisten rond cyberspace zou al een aardig begin zijn.
www.lucsala.nl