De opkomst van de sociale media en internet de laatste jaren heeft het denken en het gebruik van de computers zoals de PC, de smartphone en tegenwoordig de iPad een nieuwe dimensie gegeven. De vorm van onze sociale contacten verandert, maar ook maatschappelijke omwentelingen zoals in Tunesië en Egypte geven aan dat internet en de "nieuwe communicatie" meer is dan een modegril. Er zitten positieve en negatieve kanten aan de ontwikkeling. We zijn minder afhankelijk geworden van tijd en plaats in onze communicatie en kunnen sneller reageren en organiseren. Maar tegelijk is er de voortsluipende aantasting van de privacy en de digitale schaduw, met verontrustende kanten zoals bleek toen in Iran mensen vanwege hun Facebook uitwisselingen werden opgepakt en het gevaar van vervreemding door het wegvallen van fysieke ontmoeting. Verder is er het opslingereffect dat ontstaat doordat de vertraging en demping in de terugkoppellus van individuele en publieke communicatie steeds minder wordt.
De PC en andere digitale apparaten als communicatiemedium, daarbij denken we snel aan (mobiel) dataverkeer, internet, en telecommunicatie, al dan niet als reddende engel voor milieu en thuiswerkers. Verandert dat beeld wanneer we eens kijken naar computers als meer dan vrij beperkte werktuigen voor specifieke taken? We kunnen ze ook zien als sociale communicatie-organen. Welke taak en welke boodschappen verzorgen computers dan in de `Cyberspace' van de `Global Village' en welke trends zijn daarin te ontdekken? Het denken en experimenteren met sociale netwerken gebaseerd op de PC is niet zo nieuw als velen denken. In Californië was men ver voor internet bezig met "the Well" en in Amsterdam was het Digitale Stad initiatief een aanjager in het denken over de rol van de informatica in sociale context. Nu hebben LinkeIn, Facebook, Twitter en Hyves vele miljoenen bereikt, en wordt de sociale netwerk metafoor steeds meer uitgerold als basis voor community-interactie, ook in zogenaamde private sociale networks.
We hebben al zo'n kleine zestig jaar computers, sinds dertig jaar op grote schaal en sinds een jaar of vijftien is het echt een massa-produkt geworden, er zijn miljarden computer-achtige apparaten, van grote mainframes tot navigatie-apparaten en game-console. Ze staan overal en nergens, er wordt mee gewerkt en ook tegen gevloekt: ze wringen zich ongemerkt tussen de dagelijkse communicatiepatronen. Na de krant en voor de koffie op het werk eerst even de electronic mail lezen, of wat chatten, en thuis is een computerspelletje doen vaak leuker dan samen voor de buis zitten.
Over informatica en samenleving wordt veel geschreven, en ook de culturele en sociale rol van wat we verder maar even algemeen als de PC en cyberspace zullen aanduiden is onderkend. Internet en cyberspace als trefpunt en dating center, als kennis-vraagbaak, de nieuwe sociale patronen, de game-ification, de rol van de hackers en hacktivisme, de Data-hoods zoals Wikileak's Assange, het zijn wel de brede trends, over kleinschalige effecten in het dagelijks leven wordt minder geschreven. Men praat breed en soms vrij hypocriet over de democratische effecten, zoals Hillary Clinton dat deed rond de Arabische lente terwijl tegelijkertijd wel steeds meer wordt afgeluisterd en gefilterd en men in de VS werkt aan internet-noodstop voorzieningen, die ook de mogelijkheid van totale censuur inhouden. De micro-sociologie en dan met name de manier waarop internet een rol speelt of kan spelen in bedrijven, familie, buurt en andere relaties is nog onderbelicht. Er is wat aandacht voor verslaving (sex en games), maar onderzoek naar het effect op bijvoorbeeld conflicthantering is zeer beperkt.
Het denken over Cyberspace komt voort uit de Science Fiction literatuur, de psychedelische beweging en het Jaren Zestig idee van de onbelemmerde vrijheid. In de Amerikaanse `tegencultuur' van eind Jaren Tachtig werd dat vertaald in technologische ontwikkelingen zoals Virtual Reality en gaven bladen als Mondo 2000 en later Wired een richting aan waarin New Age en technologie in de New Edge beweging samenkwamen. Het waren het mensen als Jaron Lanier, Timothy Leary, Bruce Damer, Allan Lundell, John P. Barlow en R.U. Sirius die hier ook filosofisch richting gaven. In Amsterdam was er veel belangstelling voor, vanuit de Digitale Stad en de hacker-kringen, en in 1993 was er zelfs de eerste New Edge Conferentie in Amsterdam en in de loop der jaren heeft onder meer de Waag veel gedaan op dit gebied.
De gevoelsmatige communicatie-ruimte, de Cyberspace, werd vanaf het begin gevoeld als een nieuwe dimensie. Men besefte toen al dat de communicatie en verbeelding veel verder gaan dan de technische vorm en inhoud, de gebruiker stapt in een hele andere dimensie, waarin tijd en afstand anders ervaren worden. Cyberspace is vooral een belevingswereld, de denkbeeldige ruimte waarin we communiceren met anderen of met hun creaties in bijvoorbeeld multiplayer games, Virtual Reality of sociale media platforms. EFF oprichter John Perry Barlow was een van de mensen die inzag dat het ook juridisch een aparte status had en kwam in 1996 met de Cyberspace Independence Declaration, een wat naïeve maar invloedrijke visie op de relatie tussen overheden, gebruikers en Cyberspace.
Het idee van een nieuwe en democratische agora, een ontmoetingsplek voor allen voor tijd en plaatsbeperkingen, is geen vaag idee, maar bleek in de verdere ontwikkeling een krachtig medium met ook politiek steeds meer invloed, in verkiezingen, revoluties, voor klokkenluiders en als repressief instrument voor propaganda en censuur. De culturele bruggen, die door bijvoorbeeld electronic mail en data- transfer geslagen worden, hebben ook politieke invloed. Timothy Leary zag in de toegenomen telecommunicatie een van de oorzaken van het verdwijnen van de Berlijnse muur, Hillary Clinton sprak over eenzelfde invloed op de Arabische omwentelingen van 2011.
De globalisering op econmisch en
cultureel gebied zou zonder cyberspace en internet niet mogelijk zijn geweest,
zoals de opkomst van China, Brazilië en India. Hierbij speelt ook de monetaire en financiële transparantie en
globalisering een rol. Kennis is geld is speculatie, door de elektronische fund-transfer zien we bijvoorbeeld grote geldstromen
bewegen onder druk van de politieke situatie en daardoor bepaalde
ontwikkelingen versnellen. De vrachtwagens met goud uit Koeweit in de eerste
Golfoorlog doen ergens lachwekkend aan: de echte miljarden zijn nu in seconden weggeboekt en dat maakt het hele systeem ook kwetsbaarder..
We zien ook dat de
computergebruikers, die enig zicht hebben in wat telecommunicatie en `social engineering' in Cyberspace vermag, een nieuwe
tegencultuur vormen, met daaruit weer een hele
criminele afsplitsing met malware, phishing en
cyberfraude . De hackers, van huis uit niet meer dan computerspeurneuzen en
hobbyisten, proeven steeds meer de macht van hun medium. Van brave HCC-leden dertig jaar geleden zijn ook vrij gewone burgers mondige
en zelfs lastige computeraars en emailers geworden.
Zelfs wanneer ze niet als `crackers' of `virusmakers' met echt kwade
bedoelingen aan de gang gaan, kunnen ze toch als ongeziene meekijkers toegang
krijgen tot allerlei systemen, waaronder niet alleen de militaire geheimen, Wikileaks is een ijkpunt in wat dat kan veroorzaken. Dat hacktivisme is in een naar `Big Brother'
neigende info-society op zichzelf nog niet zo
kwalijk, een democratie van deels anonieme en kritische meekijkers kan
positieve kanten hebben. Dat vormt een tegenwicht tegen de groeiende macht van
overheden en grote cyberspace machten zoals Google en Facebook, die in de “cloud” opereren, vaak
buiten welke jurisdictie of rechtsysteem dan ook.
Dit vormt een nieuwe
uitdaging voor de maatschappijkritische geesten, die nu eens niet met stenen
hoeven te gooien, maar rustig thuis achter de PC de wereld kunnen gaan
veranderen. Maar er is meer, er is een gevoel van magische macht, een enkel
bitje hier of daar vermag wonderen. Dat het niet alleen om sensatie gaat illustreert
het credo van de `Silicon Brotherhood',
dat zegt `We acknowledge the Silicon
Path', en dan komt de spirituele dimensie, het zoeken
naar het andere in onszelf en in de techniek, toch weer naar voren. De moderne
kruisridders van de `datasfeer' verschillen niet echt van hun broeders uit de
Middeleeuwen. Zoeken naar avontuur en naar zichzelf, dat gaat ook in de moderne
`hacker-mythe' hand in hand, Assange
en Gonggrijp zijn onze Robin Hoods.
Computer-activist (en liedjesdichter) John Perry Barlow die
samen met o.a. Lotus-oprichter Mitch
Kapor de Electronic Frontier
Foundation oprichtte noemde dit de uitdaging van de `Electronic Frontier', een nieuwe trek naar het onontgonnen gebied in het verre Westen, waar de avonturen
in de Cyberspace en de Virtual Reality
de desperado's en revolutionairen van onze maatschappij blijkbaar aantrekken.
In de VS worden na een reeks incidenten de hackers al bijna als een
staatsgevaarlijke groep gezien: de FBI en de CIA blijken niet altijd even
netjes op te treden en ondertussen worden wereldwijd categorisch allerlei sites
en diensten door hen en de geheime diensten van allerlei landen afgestroopt op
zoek naar illegale of subversieve activiteiten, onder
het mom van veiligheid ingaand in tegen elementaire rechten als (elektronisch)
briefgeheim en privacy. Cyberwar is realiteit, bewuste aanvallen op militaire
systemen of het plaatsen van cyberbommen door overheden (en andere
organisaties) geen uitzondering meer.
Het leren omgaan met
die andere aspecten van de computer, met de sociale impact, met dingen als
privacy en data-integriteit, met hackers en crackers en hun maatschappij-kritisch
gemor in de marge van onze digitale veiligheid, dat vormt de ware uitdaging
voor de komende decennia. Cyberspace heeft hard een ethische basis nodig die verder gaat dan het
vrijblijvende contractenrecht en wat gemorrel in de marge door copyright-organisaties en het vaak overheidsingrijpen tegen
kinderporno en terroristische samenzweringen. Het gaat niet om weer een andere user-interface met vensters, touchscreens,
of spraak-input, maar om werkelijk begrip voor de
vele aspecten van de maatschappij-computer interface
en de rol van de gebruiker/operator/slachtoffer daarin.
We verliezen steeds meer privacy (en burgerrechten), onder het mom van anti-terrorisme en anti-kinderporno worden we steeds meer gevolgd, gecontroleerd, digitaal gefouilleerd en ons hebben en houwen opgeslagen. In de politiek en in de media worden vrijheid en veiligheid dan tegenover elkaar gezet, het ene gaat ten koste van het andere en de nobele wilde van Rousseau valt ten offer aan big brother. Ik denk dat die twee eerder naast elkaar gezien moeten worden, maar ze hebben wel een gezamenlijk basis, zowel vrijheid en veiligheid zijn factoren in het menselijk geluk of welbevinden. Een beeld, dat ik graag gebruik en is afgeleid van Plato’s wagenmenner-beeld over de menselijke psyche in Phaedrus met de twee paarden die enerzijds de brave conservatief en anderzijds de wilde creatieve kant van onze geest representeren. Ik zie dan veiligheid en vrijheid als de twee paarden die een wagen trekken met op de bok een overheid of hierarch, met in de wagen het volk, dat op weg is naar geluk en welbevinden. De menner moet zorgen dat de paarden evenwichtig trekken, maar ook dat de richting van het geheel de goed kant op gaat en aansluit bij wat het volk (de stakeholders) in de wagen willen. Vrijheid en veiligheid dus naast elkaar, beiden in dezelfde richting.
Dit beeld doet meer recht aan waarom veiligheid en vrijheid naast elkaar en beiden in relatie tot het geluk gezien moeten worden. Die relatie is complex en verdient dieptepsychologisch en misschien zelf neurologisch aandacht, in andere artikelen probeer ik daar helderheid in te scheppen, maar het komt erop neer, dat vrijheid en veiligheid op een diep en instinctief niveau, zelfs pre-achetypisch en tezamen met genetische preservatie en voorplanting, trancendentie of verhevenheid, lust en honger, angst en “diep” weten voorbij de beperkingen van tijd en afstand, een soort primaire impulspunten zijn, die ik primes noem en in computertermen de basiscommando’s van onze software vormen, die onze hardware aansturen en dan (soms aardig vervormd) via emoties en gedachten, maar ook als fysiologische processen naar buiten komen.
Die primes, Jung beschreef de al enigermate verbeelde en bewuster geworden oerimpulsen als archetypes, zijn een soort beslissingsmachientjes diep in onze psyche (of misschien ook te localiseren in organen of breindelen) die continu signalen afgeven in respons op gewaarwordingen door onze zintuigen (en dat kunnen er meer en meer gevoelige zijn dan de wetenschap aanneemt) in bijvoorbeeld ja/nee, mooi/lelijk, fight/flight termen. Die primes zijn evolutionair ontwikkeld, voor genetische bescherming, via langdurige culturele beïnvloeding, maar kunnen ook door ervaringen en trauma’s gevormd zijn, hoewel ik denk dat die meer invloed hebben op het vertaalproces tussen primes en fysieke of psychologische processen. Tussen de primes en emoties, gevoelens en gedachten liggen een aantal stappen (en herspiegelingsprocessen), die als filters en vertalers werken. Zelden reageren we daarom op het originele signaal dat de prime opvangt, maar vervormen het, projecteren er van alles in. Die primes zijn niet alleen ontvangers, maar ook zenders, op een onbewust niveau veel krachtiger dan de verbale en zelfs non-verbale communicatie, en bepalend voor de manier waarop we in de wereld staan.
In kleinere groepen of stammen ontwikkelen zich communicatiepatronen, die we voor een deel ook weer terugzien in de sociale netwerken en de manier waarop men zich in cyberspace gedraagt. Gelijkgezinden zoeken elkaar op in communities, die heel groot kunnen zijn, je kunt duizenden Facebook vrienden hebben, maar ook en heel klein twitter-volgerlijstje. De nadelen van wat we dan wel de social media trend kunnen noemen zijn dat je niet meer precies weet met wie je van doen hebt, men verbergt zich achter avatars, de kwaliteit van de content niet meer te bepalen is, en je afhankelijk bent van de dienst, die feitelijk eigenaar wordt van je bijdrage, foto’s en materiaal. De mogelijkheid om zogenaamde private social networks op te zetten maakt dat weer wat beheersbaarder.
Een interessante manier van omgaan met kleinschalig
computergebruik wordt gepropageerd door Rager Ossel van Intouch. Hij gelooft in
tribal computing, kleinschalig communiceren van
gelijkgezinden en hen, die een gemeenschappelijk
interesse hebben. Rager Ossel
is bijna vanaf het begin met kleinschalig computeren bezig en was ooit de
eerste Apple-importeur in ons land.
Hij vraagt zich al lange tijd af,
of we onze hardware en software niet teveel isoleren en daarmee de integratie
belemmeren.
Is voor een nuttig en
effectief gebruik van de computer de manier van levering zoals we die nu kennen
wel adequaat? Wil de kleine ondernemer, zelfstandige of thuiswerker niet veel
meer (of minder) dan de hardware en software die nu wordt aangeboden door de internet-winkel of computerdealer? Zelfs een turn-key opgeleverd systeem met de software geïnstalleerd,
met een opleiding en een onderhoudscontract voor de
hardware en software, dit alles komt in de praktijk neer op een wat kille
aflevering: de dozen en uren support worden wel geleverd, maar de klant voelt
zich zelden echt gesteund.
In de afgelopen tien
jaar is er in dit opzicht veel gebeurd, er zijn nu goede onderhoudsdiensten, er
zijn hot-line's en remote maintenance en de spullen zijn ondertussen zo robuust, dat
de meeste gebruikers niet meer zoveel behoefte hebben aan meer service, zeker
niet tegen de uurprijzen die daarvoor in rekening gebracht worden. Toch zijn we
er nog niet, met name een aantal psychologische
behoeften van gebruikers worden nog nauwelijks onderkend. Wie tegenwoordig een
PC of netwerk aanschaft, wordt niet meer automatisch lid van een
gebruikersclub, men wordt tegenwoordig geacht het zelf
op te kunnen lossen of via de massale sociale netwerken contacten te leggen. Dat daarmee het lekkere gevoel van er niet alleen voor staan en de
kameraadschap van de hacker (en de praktische support die daar bij hoort) ook
niet wordt ingevuld, heeft de computerindustrie zich nauwelijks gerealiseerd. Bij
grotere bedrijven en organisaties werd hier voor een deel in voorzien door de
systeembeheerders, PC Privé en informele contacten, maar hoe staat het met
kleine, maar wel professionele gebruiker? Hij moet zoeken naar steun bij
collega’s, vrienden of de eindeloze FAQ’s aflopen van
bijna oneindig veel aanbieders als er iets mis gaat.
Rager Ossel is niet alleen
directeur van Intouch (dat onder meer private social networks levert), maar ook
de man achter de stichting Compunication, een
initiatief om Computers en Communicatie op nieuwe manieren te integreren. Interactie tussen de gebruiker in de breedste zin van het
woord en het systeem staat daarbij voorop. Waar het hier om draait is zijn
notie dat de gebruiker meer wensen en behoeften heeft dan waar de leverancier
hem mee kan of wil helpen.
Door nu de leverantie en
support anders te organiseren en de leveromvang uit te breiden met een sociale
dimensie, zou computeren leuker en daarmee ook effectiever kunnen worden. Een meer natuurlijk gebruik van het systeem
en dan vooral meer aansluiting bij al die dagelijkse probleempjes, de vraag
naar feiten en feitjes, maar ook naar een bemoedigend schouderklopje, dat het
leven en werken zo veel soepeler kan maken.
Hij gebruikt de kreet
`tribal computing' daarbij als kapstok. Gebruikers die
samenwerken, kennis en resources delen in een structuur die een beetje lijkt op
de manier waarop een primitieve samenleving omgaat met specialisaties, het
stamverband. Zonder nu zo ver te gaan om van een computer-coöperatie
te spreken, maar toch een sociale context waarin het bij elkaar om hulp en
uitwisseling van vaardigheden en resources vragen normaal is. De ouderwetse
burenhulp kan in deze telecommunicatie-tijd op een
andere leest geschoeid worden, maar hoeft bijvoorbeeld niet meer gebonden te
zijn aan een bepaalde buurt, straat of lokatie. Volgens hem kan men een soort `virtuele' bedrijfsverzamelgebouwen
organiseren, en de deelnemers (of elektronische stamleden) helpen elkaar, barteren (ruilen) of houden koffiepraatjes. Een
bulletinboard, blogs, commentaarvelden, maar ook videophones en telepresence-technieken
plus remote operation en trouble-shooting zijn bekende technieken en tools, die in kleinschaliger private social
networks ook gebruikt kunnen worden.
Wat ontbreekt in veel zoegnaamde communicatie-modellen
voor bedrijven die leuk meedoen met tweets en blogs is vaak de culturele context en vaak ook het
bewustzijn dat iedere organisatie een sociaaal-culturele
samenwerkings is. Wat is de intentie, de drijfveer al
die tools tot een levend en produktief netwerk
van mensen, databanken en apparatuur aaneen te smeden. In wat grotere
organisaties en met thuiswerkers, studenten op campussen en onder
wetenschappers is hier wel meer aan gedaan: daar bestaan echt `Global villages', elektronische dorpen zoals ooit “ the Well'. De Cyberspace van de
elektronische communicatie is een realiteit, maar volgens Rager
Ossel worden daar nog niet de kleinere ondernemingen,
de individualisten, de artiesten en professionals bereikt, die er zoveel
profijt van zouden kunnen hebben. Juist zij moeten het hebben van de contacten,
van de informele uitwisseling van ervaringen en feitenmateriaal, van tips en
kritiek. De feedback is juist voor de allesdoeners op
dit niveau zo essentieel, maar zij verdrinken snel in de overvloed, wie van je
duizend LinkedIn contacten is je echte vriend, welke twitteraar de moeite waard, welke feeds
zijn nuttig en welke tijdverlies?
Nu is dit allemaal
niet zo eenvoudig te veranderen, en zeker niet door daar met grote projecten
iets aan te gaan doen, Viditel en andere media-missers hebben dat wel bewezen. Ook de effectiviteit van Facebook,
LinkedIn en dergelijke begint te verwateren, het is
een zee van contacten waar je makkelijk in verdringt.
Rager Ossel pakt het
liever vanuit de basis aan, hij wil met gebruikers, klanten, relaties die
passen bij het doelprofiel een elektronische kongsi opzetten en kiest daarbij
graag voor zogenaamde private social networks. De
deelnemers worden lid van een grotere of kleinere `computer-stam',
een groep mensen die samen willen communiceren, werken en ploeteren en behoefte
hebben aan een stukje `tribal' verbondenheid, ook al is dat dan in een digitale
vorm. Dat gaat verder dan hardware en software en de nodige training, extra
structuren, interactie en contacten maken de
communicatie dieper en effectiever. Het lijkt dan in zekere zin op een elektronische kampvuur waar men kan communiceren, handelen
en om hulp vragen.
Intouch heeft, op basis van onder meer het Clearvale Private Social Network concept van Broadvision, dergelijke communities ontwikkeld voor organisaties, die daar al dan niet met commercieële bedoelingen hun sponsors, leden, klanten of werknemers mee verenigen. Op die manier wordt Cyberspace gebruikt voor sociale communicatie tussen de leden van een groep, doelgericht en kleinschalig.
Rager Ossel
ziet een groeiende behoefte aan dergelijke communicatie en
samenwerkingsverbanden binnen een relatief kleine en niet zo erg heterogene groep. Daar kan de computer en de
telecommunicatie via een gezamenlijke en relatief veilige en afgesloten
`Cyberspace' een rol in spelen, wanneer men de echte behoeftes tenminste onderkent. Hij heeft niet de ambitie met zijn
aanpak iedereen te kunnen bedienen, het idee van onderlinge afhankelijkheid en
interdependentie bij toch een heel eigen vrijheid naar buiten toe spreekt niet
iedereen of iedere organisatie aan., zit in zijn
concept echter een belofte.
Inl. www.InTouch.eu
, Amsterdam
sept 2011, Ir. L.Sala