Met de opkomst van het Internet, de toename van het aantal kabelkanalen en diensten via de kabel, video via de telefoon of ISDN, de installatie van openbare Net-terminals, de verspreiding van NetComputers en de opkomst van interactieve games-kanalen tekent zich een nieuwe perspectief af voor lokale, kleinschalige media. Anders dan de traditionele foto, film, print en televisiebranche gaat het om qua oplage, omvang en kwaliteit beperkte produkties, gemaakt met beperktere middelen en in het algemeen een veel kleiner budget dan de traditionele produkties.
Deze zogenaamde micromedia hebben de volgende kenmerken:
- kleinschalig, met veel kleinere budgetten dan national media
- sterker doelgroepgericht, met een kleiner prubliek met per onderwerp een hogere interesse
- een breder scala van gebruikte technieken, naast traditionele video/film ook home-video, html, PC-editing, interactieve distributie (pay-per-view/video-on-demand), click&clip editing, digitale archivering, hypertext, meer en directere responsmogelijkheden en koppelingen met diensten.
- onderwerpen die dicht bij de mensen staan
- het vorm/inhoud evenwicht ligt dichter bij inhoud, op de vormkwaliteit kan en moet bezuinigd worden.
- een kortere preproduktie en produktietijd met als gevold snellere terugkoppeling
- toenemende integratie van media tot multimediale produkties en gekoppelde media, dus niet alleen een TV-programma maar ook een Internet-site, interactieve voice/fax mail response en CD-ROM die daar onlosmakelijk mee zijn verbonden.
Er is een heleboel meer over te zeggen, maar waar het hier om draait is dat voor dergelijke micromedia een nieuw soort mediamakers nodig is. In plaats van de trend naar specialisatie met voor iedere discipline een andere afdeling/medewerker is voor de kleinschalige totaalprodukties waar we hier over praten een meer algemeen opgeleide zelfstandige medimaker nodig. Iemand die enerzijds een breder overzicht heeft over het hele veld, anderzijds de kans krijgt om z'n eigen interesse tot kernthema van z'n programma/blad/site/dienst te maken. Zo iemand moet voldoen aan wat we wel de T-shape persoonlijkheid noemen, een generalist met voldoende diepgang op een specifiek gebied.
We zouden kunnen zeggen, dat voor lokale media er meer middenstands-mentaliteit nodig is, een manier van aanpakken, regelen, doen en compromissen sluiten tussen haalbaarheid en wenselijkheid die in de 'grote' mediawereld als prutswerk gezien wordt. Maar daarbij vergeet men dat ook de grootste kranten en omroepen klein begonnen zijn, dat de pioniers op die gebieden destijds drukker, journalist, verkoper en krantenjongen tegelijk waren. Naast technische kunde was ook altijd het commerciele aspect van doorslaggevend belang. Maken waar vraag naar is!
Juist omdat bij de 'grote' media de (ook noodzakelijke) schaalvergroting tot verschraling en vervlakking van het aanbod leidt komt er een kans voor het kleinschalige, lokale (of beter tribal gerichte), doelgerichte alternatief.
De huidige opleidingen zoals de Media-akademies, Hogeschhol voor de Kunst, Kunstacademies, Filmakademie etc. hebben de neiging mensen op te leiden voor de meer traditionele en grootschalige mediaprodukties en de specialistische taken die daar te vinden zijn. Voor de kleine mediamakers zijn de gebruikte technieken, methodes, organisatiemodellen en praktijk-delen niet optimaal.
Het inpassen van lokale media opleidingen in bestaande instituten ligt moeilijk, omdat daar toch vaak gestreeft wordt naar artistieke en technisch hoogstaande kwaliteit, die juist bij kleinschalige commerciele media het haalbare compromis voorop staat. Dat vereist een heel andere aanpak, een andere filosofie, het is moeilijk om media-middenstanders in dezelfde opzet te laten delen als de media-solisten. Er zijn natuurlijk faciliteiten die gedeeld kunnen worden, maar het uitgangspunt is zo verschillend, dat bijvoorbeeld een kop-studie lokale media op de filmakademie niet serieus genomen zou worden.
Bovendien vereist de noodzakelijke integratie van technieken dat juist specialisten van heel diverse aard samenwerken om de studenten de noodzakelijke vaardigheiden bij te brengen. Voor het maken van een simpele commercial is niet alleen filmvaardigheid nodig, maar er moet ook een tekstje gemaakt worden, wat muziek geregeld, de tegenwoordig noodzakelijke Internet-URL moet werken, maar dan moet er ook een afrekening en een faktuur komen, een overeenkomst over de rechten, kortom er moeten duizendpoten opgeleid worden. Dat is een mentaliteitskwestie en die moet vanaf het begin uiterst resultaatgericht zijn, niet zeuren maar doen, theorie in dienst van het resultaat.
Een nieuwe Akademie, ook al zou de doelstelling maar beperkt zijn, kan functioneren met al die andere instellingen, maar bijvoorbeeld ook samenwerken met Open Studio's, Salto, Television Research Center (archieven) en het feitelijk aanwezige veld van mediamakers bij Salto, Digitale Stad, schrijversopleidingen, film en videoclubs etc. Er is in Amsterdam een zeer breed draagvlak gegroeid, war misschien door de 'Hilversumse' media wat op wordt neergekeken, maar waaruit al veel is voortgekomen. Geef de 'eigen kweek' aan mediamakers een eigen gezicht, een eigen opleiding en daarmee status, de uitstraling daarvan zal verbazend zijn. Internationaal gezien een noviteit, een signaal naar de media in het algemeen, een stimulans voor de werkgelegenheid, apolitiek en deomcratisch, milieuvriendelijk en mogelijk het begin van een hele nieuwe industrie.
In de praktijk van het beoogde werkterrein van de studenten vraagt niemand om een middenstandsdiploma of vestigingsvergunning, maar wil men een offerte hebben, een fraaie demo-tape, een homepage-opzet, een projectbegroting en geen businessplan, een ruwe schets en geen volledig uitgewerkt scenario.
Een praktisch beeld van een mini-produktie unit op multimediagebied staat hier voor ogen, namelijk een tweemans-operatie met een verkoper/manager/interviewer/producer en een chauffeur/technicus/cameraman/internet-beheerder/administrateur. Als hecht team, beiden in staat alle functies uit te voeren, maar vanuit geaardheid, energieniveau en ambitie met andere doelen.
Het gaat erom mensen op te leiden, die directe en praktisch aan de slag kunnen, binnen budgetten van hoogstens enige duizenden gulden per uur produktie iets neer kunnen leggen en de commerciele inslag hebben om zelf opdrachten te verwerven.
De psychologische kenmerken van het type studenten dat geschikt zou zijn voor dit soort opleidingen zijn voldoende bekend, zelfstartende T-shape persoonlijkheden met zowel sociale als technische vaardigheden. Lieden die door andere opleidingen misschien als te lastig worden ervaren zouden goed in dit profiel passen, de vergelijking met de regelneef of zelfs de kleine crimineel is in dit verband misschien onaardig, maar wel illustratief. Wat de studenten in de loop van een jaar mee moeten krijgen, is een soort basisuitrusting, de Lokale Media Akademie moet een boot-camp zijn waar men niet alleen de noodzakelijke werktuigen krijgt aangereikt, maar ook verplicht wordt er iets mee te doen. En daarmee niet terugvallend op de gebruikelijke bedrijfsstages (hoe kun je ervaring opdoen in een branche die er nog niet of nauwelijks is) maar zelf of in heel kleine teams, maar wel in het stamverband met onderlinge steun en uitwisseling van de Akademie, erop uit en projecten uitvoeren.
Hoewel de vermenging van twee qua leeftijd en opleiding, maar waarschijnlijk vooral qua ambitie en energie toch verschillende groepen in klassieke opleidingen niet vaak voorkomt, is in deze uiterst praktische opzet juist de mix essentieel. Men moet leren omgaan met elkaar, lekaar leren waarderen, anders kweek je eenlingen en loners, die juist in dit nieuwe gebied dan niet boven het maaiveld uikomen. Leren samenwerken, de menselijke interactie in een klein team met onderscheiden taken en deskundigheden, dat is een essentiel deel van de opleiding. Door duidelijke roulering, geen vaste maatjes en steeds nieuwe opdrachten in het verlengde van de vorige leert men samen iets te maken en ook te vertrouwen op de ander en diens inzet en kwaliteiten.
Er zijn commerciele en niet-commerciele micromedia, maar in beide gevallen moeten de omroepen/uitgevers/producenten een stevige dosis marketing en sales inspanning doen om enerzijds subsidies te verwerven danwel adverteerders/sponsors te werven. In die zin verschilt de aanpak niet zo erg.