Ervaringen
`Welkom in Virtual Reality'
Is Virtual Reality niet meer dan een leuke kick,
iets voor de Disney-land ontwerpers of hebben we hier van doen met
iets belangrijkers? Er wordt wel meer geroepen dat iets
revolutionair is, maar dat valt dan later tegen. De onuitgekomen
belofte van Artificial Intelligence is een goed of slecht
voorbeeld, dat maakt ons voorzichtiger. Aan de andere kant, het is
ook goed om het enthousiasme over dit supermedium uit te dragen. Na
vele gesprekken met de pioniers op dit gebied en op basis van de
eigen ervaringen zie we dit ook als een nieuwe stap. Hiermee gaat
de computer/informatica een nieuwe fase in, in plaats van
automatisering van bestaande taken is er nu sprake van een geheel
nieuwe toepassing. Maar laten we eerst onze eigen ervaringen maar
eens geven. Die dateren van een paar jaar geleden, maar komen
overeen met wat degenen beleven die nu voor het eerst VR `doen'.
Trip door een volle leegte : John Perry Barlow
Alles wat overblijft van mijn (J.P.B.) gebruikelijke zelf is mijn
oplichtende gouden hand die voor mij dreigt ongeveer als de dolk
van Macbeth. Ik wijs met mijn vinger ergens naar en drijf dan met
mijn hand naar een boekenkast ergens voor mij. Ik probeer een boek
uit die kast te pakken maar mijn hand gaat er dwars doorheen. Een
onzichtbare gids achter mij zegt mij maak met jouw hand een vuist
in het boek en dan kan je het pakken, ik doe dat. En als ik mijn
hand weer beweeg, zit het boek eraan vast. Wanneer ik mijn hand
open doe en terugtrek blijft het boek in de ruimte boven de plank
hangen. Ik kijk naar boven. Daar kan ik een raamwerk zien dat het
dak van het kantoor vormt en daarachter de blauwzwarte ruimte. Het
kantoor heeft geen echt plafond, maar dat is ook niet echt nodig.
Waar ik nu ben is het nooit slecht weer. Ik wijs naar boven en
begin omhoog te gaan, dwars door een van de balken heen. Als ik
zo`n honderd meter boven het kantoor ben, kijk ik omlaag. Het
kantoor blijkt op een klein soort eilandje in de ruimte te staan.
Het doet mij denken aan de thuiskomeet van de kleine prins met zijn
enkele vulkaan en zijn ene plant. (Le Petit Prince van St.
Exupery.) Ik besef hoezeer dat kleine eilandje past in een bepaald
toekomstbeeld. Het is een miniwereldje juist groot genoeg om de
werkplek voor een kenniswerker te vormen, maar het doet me ook
een beetje eenzaam voelen. Daarom ga ik maar omlaag, maar dat gaat
te snel en ik ga recht door de kantoorvloer en in het bodemloze
blauw daaronder. Ik raak in paniek en weet zo snel niet hoe ik moet
stoppen en me omdraaien. Op welke manier kan ik achter me wijzen of
moet ik me eerst omdraaien en dan wijzen. Ik ben even de weg kwijt.
Rustig maar, zegt mijn gids met een rustige stem wijs recht
omhoog en wanneer je komt waar je wezen wilt, open dan je hand.
Het klinkt logisch, maar hoe kun je komen waar je zijn wilt, als je
overal en nergens komt? En ik weet ook niet precies waar ik ben. In
dit kleurige en bewegende landschap ben ik niet meer dan een
gezichtspunt en een handschoen waar ik bovenop kijk. Daarmee is de
hele kwestie van wie ik ben, daarmee is het hele onderwerp van wat
en wie ik zelf nu ben, verruimd tot een reeks interessante vragen.
Dit is Disneyland voor epistemologen. De Zen koans komen vanzelf:
Wat gebeurt er als er een virtuele boom in het door de computer
gegenereerde bos valt? of: Hoeveel cybernauten kunnen er op de
punt van een shaded solid dansen?. Dit is het soort vragen dat
filosofen als Gregory Bates en Wittgenstein gefascineerd zou
hebben, maar goed, ik weet in ieder geval waar ik mijn lichaam
achterliet, het was in een ruimte die Cyberia heette in het gebouw
van AutoDesk in Sausalito, op de planeet Aarde in de Melkweg
enz.
Mijn lichaam blijkt tenminste op een herkenbaar kruispunt van de
ruimtetijd-kromme te zijn. Maar ik zelf, ik ben in Cyberspace. Een
universum dat ontstaat uit computercode in een Compaq 386 met wat
Matrox grafische versnellerkaarten. Wat eruit komt bereikt mijn
ogen via VPL EyePhones, dat is een soort bril met dubbele
videoschermpjes waardoor ik deze nieuwe wereld kan zien. Als ik
mijn hoofd beweeg, wordt die beweging opgepikt door een Polhemus
magnetische sensor en dan rekent het beeldsysteem van deze
cyberspace installatie uit wat ik zie. Wanneer ik op die manier in
mijn cyberspacevlucht weer terugga door de vloer van het kantoor
draai ik naar links en zie een rode stoel achter een bureau,
wanneer ik naar rechts kijk, zie ik een deur die naar buiten leidt.
Dat wat ik met mijn rechterhand doe, wordt aan het systeem
doorgegeven door een VPL DataGlove waaraan ook een Polhemus-sensor
zit. De afstand en de relatie tussen mijn hand en de EyePhone wordt
precies gemeten door de twee volgsystemen zodat mijn hand ook voor
mijn ogen daar verschijnt, waar ik hem verwacht. Als ik ergens naar
wijs of een vuist maak, wordt dat via de in de DataGlove ingenaaide
optische glasvezel-sensors (een van VPL's octrooien) omgezet in
elektronische signalen. Wanneer ik mijn hand beweeg, verdwijnt die
voor een tiende seconden en verschijnt dan weer zoals in een
cartoon in de juiste vorm en op een andere plek.
Hoewel mijn kleine kantooreilandje nog tamelijk beperkt is, weet ik
dat ik een van de eerste reizigers ben in een medium dat
uiteindelijk alleen maar door de menselijke verbeeldingskracht
beperkt zal worden. Het is een wereld waarin de normale beperkingen
van de geografie, groei, fysieke onmogelijkheden, dichtheid, of
zelfs eigendom niet meer gelden. In dit magische theater is er geen
zwaartekracht, we hoeven niet te voldoen aan de wetten van de
thermodynamica en entropie, in feite aan geen enkele wet behalve
dan de beperkingen van de computer. En wat dat laatste betreft; de
techniek gaat zo snel vooruit dat dit universum waarschijnlijk
sneller expandeert dan dat waar ik normaal in rondloop.
Recht in het schilderij: Luc Sala
Mijn eerste echte ervaring (van Luc Sala) met VR was bij Tim Leary
thuis in de heuvels van Hollywood, eind 1989. Eric Gullichsen, die
een paar maanden daarvoor bij AutoDesk was weggegaan, demonstreerde
daar aan mij en John Barlow zijn toen net ontwikkelde
Sense8-installatie. Dat werkte op basis van een Amiga en met een
speciale ronde joystick/3D-stuurknuppel en stereohelm. De
VR-wereld, waar ik in mocht kijken was een van de eerste
probeersels op dit systeem. Het bestond uit een wereld van groene
vierkanten, met wat rudimentaire vormen, zoals wat piramides, waar
men overheen kon vliegen, maar ook in kon gaan. Boven de `wereld'
was een zon, waar men ook in kon stijgen en dan weer in een andere
wereld en stadslandschap belandde. Alles bij elkaar een soort
kleurige, maar primitieve kruising tussen een flight simulator en
een adventure wereld. De kleuren waren hard en ijslolly-achtig, de
visuals wel ambitieus, maar met de beschikbare computerkracht niet
erg gedetailleerd. Het rondreizen in een soort 3D-spelomgeving met
behulp van de stereohelm (goggles) was misschien daarom niet zo
verbluffend. In veel videospelletjes en flight simulators heeft men
ongeveer dezelfde macht over de omgeving. Natuurlijk is het vreemd
om bij het draaien van het hoofd het beeld te zien veranderen en
meegaan, en om in een omgeving van 360 graden te kunnen opereren,
maar dat went snel. Omdat er geen handschoen werd gebruikt was er
ook geen visuele terugkoppeling en de herkenning van een stukje
zelf. Ik voelde me een helicopterpiloot in een flight-simulator met
wat extra mogelijkheden, leuk en interessant, maar niet schokkend.
De aha-erlebnis kwam, toen ik na een kwartiertje de helm afzette en
opstond, en toevallig voor een abstract schilderij stond. Ik had
toen heel herkenbaar en bijna angstaanjagend het gevoel dat dat ook
driedimensionaal was en ik er zo in kon lopen, dat het schilderij
ook zo'n VR-wereld was. Mijn bewustzijn en perceptie waren
duidelijk een op het `verkeerde' of juist goede been gezet. Op dat
moment besefte ik, waarom men dit LSD per computer noemt en waarom
de hallucinatie-freaks uit de jaren zestig dit zo'n te gekke
technologie vinden. Mijn geest sloeg daardoor wel een beetje op
hol, ik was nog dagen bezig met het verwerken van die ervaring en
wat je daar allemaal mee kon doen en eerlijk gezegd ben ik daar
nooit echt mee opgehouden.
Sinds die eerste ervaring hebben John en ik heel wat VR-sessies
gedaan. Geleidelijk werden de beeldjes mooier, kwamen er snellere
computers en kregen we meer te zien, qua beeldhoek, kleuren en
aantal pixels (beeldpuntjes). Toch blijft de oorspronkelijke
reactie min of meer overeind en zelfs met de fraaie texture-mapping
van recente VR-technieken blijft het in zekere zin onwerkelijk.
Natuurlijk, het is zogenaamd bijna fotorealistisch, maar draait het
daar wel om. Wat nog steeds de meeste indruk maakt is dat je alle
kanten uit kan bewegen, door muren heen kan gaan en kan draaien en
vliegen; van bovenaf over een VR-wereld vliegen geeft je een gevoel
van vrijheid.
John heeft de laatste tijd een aantal sessies in militaire
simulators gedaan en was van de moderne tank-slag VR-omgeving wel
meer onder de indruk. Daar is, sinds de Golf-oorlog, ook een
duidelijker link met wat er kan gebeuren aanwezig, het besturen van
een tank in een militaire simulator is geen spelletje meer. In de
Amerikaanse pers is wat dat betreft ook veel geschreven over de
manier waarop in `moderne' oorlogen je alles vanaf schermpjes doet,
er is ook in het echt weinig verschil meer met wat je in de
simulator doet. Alles gaat ook in het echt met beeldschermen en het
enige verschil is dat het om echte vijanden en echte treffers gaat.
Het scenario van de moderne oorlogvoering is wat dat betreft heel
angstaanjagend, en we kunnen ervan leren dat je met VR-technieken
ook heel gemakkelijk kunt vluchten uit de `echte' werkelijkheid.
Bovenstaande subjectieve ervaringen geven een indruk van dit
medium. We hadden nog wel een tiental vergelijkbare beschrijvingen
van anderen kunnen opnemen, maar ze lijken allemaal erg op elkaar.
Het begint dan op de artikelen `De eerste ervaring met mijn PC' te
lijken, we besparen de lezer dat.
Niet herscheppen maar ontscheppen
Hoe belangrijk is het dat het nu nog om een vrij primitieve en
langzame vorm van VR gaat? Een van de denkfouten die naar voren
komen wanneer we over Virtual Reality praten, is dat we een nieuwe
werkelijkheid willen scheppen die zo gedetailleerd en zo echt
mogelijk is. Zeker wanneer we praten over toepassingen als
vliegsimulatie, architectuur of mechanische ontwerpen is dat
inderdaad van belang. Wanneer we echter op andere terreinen met VR
aan de gang willen is dat nog maar de vraag. In plaats van het
herscheppen van werkelijkheid kunnen we die misschien beter
ontscheppen. Dat wil zeggen reduceren tot symbolen en archetypen,
tot kleuren en geluiden die een grotere psychoactieve waarde hebben
dan wat we normaal tegen komen.
We weten dat sommige van onze grootste kunstenaars zoals van Gogh
heel bewust van de gewone werkelijkheid afweken en ons toch met hun
doeken heel indringend bereiken. Ook zij hielden zich niet aan de
realiteit, maar brachten dat terug tot basisvormen en impressies
waarop ze dan weer varieerden. Het is goed voor te stellen dat we
een virtuele wereld bouwen waarbij we geen normale dingen
tegenkomen, maar slechts vormen en figuren die een sterk
symbolische waarde hebben. Uit de ervaringen van hallucinerende
drugsgebruikers weten we dat een deel van onze hersenen gevoelig is
voor dergelijke beelden. Bij het gebruik van dergelijke drugs raakt
men soms in (andere) werkelijkheden, die helemaal bestaan uit
symbolen en archetypische helden en dergelijke figuren. Zo'n `trip'
kan heel verhelderend werken omdat we dan ook inzien dat in de
dagelijkse realiteit symboliek wel degelijk van belang is.
Om zo'n symbolische wereld op te bouwen moeten we goed rekening
houden met de persoon die in de VR gaat ronddwalen. Want iedereen
heeft naast een zekere gemeenschappelijke symboliek en zogenaamde
archetypen ook allerlei eigen symbolen, kleuren en geluiden die
alleen voor hem of haar van betekenis zijn. Naast een soort
basiswereld moet er de ruimte zijn om de persoonlijke voorkeuren in
te kleuren.
VR is about uncreating reality rather than recreating it (L.S.)